Hadewych Minis heeft een zeer veelzijdige, flexibele stem. Van een irritant achter in de keel stemmetje voor een drogist-reclame, die je naar de concurrent jaagt, via een zacht, warm balladegeluid naar uitbundige rock met hoge Nina Hagen-vuurpijlen. Voor Hadewych doet de Dames gooit ze alle registers open. Dat is dus genieten en zo nu en dan even schrikken.

Het voorwerk voor deze voorstelling is niet mis geweest. De cijfers leren ons dat in de afgelopen eeuw ongeveer 250 Nederlandse zangeressen actief zijn geweest op het podium en dat die samen ongeveer 12.500 verschillende liedjes hebben gezongen. Die zijn echter lang niet altijd door vrouwen geschreven, maar als uitvoerend artiest zijn zangeressen als Adèle Bloemendaal en Jenny Arean nauwelijks te overtreffen.

Hadewych Minis heeft zich door deze karrevracht gewerkt op zoek naar liedjes die haar raakten, liedjes die tijdsbeelden markeerden, liedjes die vergeten zijn, liedjes die iedereen kan meezingen en liedjes die helaas niemand kan meezingen, maar toch gehoord dienen te worden.

Haar oogst begint bij ‘Brief van een ongehuwde moeder aan koningin Wilhelmina’ van Fie Carelsen (geschreven door Jean Louis Pisuisse) en eindigt bij het repertoire van een breed scala aan hedendaagse zangeressen, zoals Lakshmi (‘When no one sees me’), Roxeanne Hazes (‘Ik was toch je meisje’), de Iraans-Nederlandse Sevdaliza (‘Bebin’) en Eefje de Visser (‘Wakker’). Minis is haar eigen roots natuurlijk niet vergeten, want ook de Maastrichtse volkszangeres Beppie Kraft komt voorbij met het diep-uit-het-hart ‘Iech bin zoe verleef’. Het is een voor elk wat wils programma geworden. Saai is het zeker niet.

In het eerste kwartier, met nummers als ‘Vang me’ (Cherry Wijdenbosch), ‘Nobody’s wife’ (Anouk) en ‘Why, tell me why’ (Anita Meijer) kronkelt en springt Minis in haar zwierige smetteloos witte pak op aanwijzingen van choreograaf Ginny Pauw de benen uit haar lijf, alsof ze de jury ervan wil overtuigen dat ze toch zeker door de voorronde van So you think you can dance wil komen. Ook gedurende de rest van de avond is Minis soms behoorlijk fanatiek fysiek bezig, en dat gaat een paar keer ten koste van haar zangprestaties. Aangezien lang niet alle choreografische ideetjes even sterk zijn, is dat heel jammer.

Bassist/arrangeur Marijn van Prooijen heeft in zijn arrangementen gretig gebruik gemaakt van de strijkers van het Matangi Quartet, die alle uithoeken van de muziek beheersen. Ook is de hulp ingeroepen van de meesterlijke drummer Leon Klaasse, met wie de ritmegevoelige Minis een lekkere drumbattle uitvecht. De arrangementen zijn sterk en verrassend. Zo is de serene bas en cello-combinatie bij ‘Lente’ (geschreven door Hans Dorrestijn) wonderschoon en doen de rumba-strijkers bij ‘Mexico’ (Zangeres zonder Naam) het geweldig.

Bij ‘De jaren zestig’, een nostalgisch-cynische tekst van Jan Boerstoel over de idealen van de jaren zestig, zit het arrangement met de veel te opdringerige drum de tekst echter in de weg. Ook bij ‘Amsterdam huilt’ van Rika Jansen/Zwarte Riek gaat het mis. Minis heeft verteld dat dit haar lievelingslied van de avond is, maar zij zingt dit schitterende emotionele nummer over het wegsnijden van het joodse hart uit Amsterdam zo pathetisch en over de top dat het een foute smartlap wordt.

De enkele minpunten (iets meer gesproken tekst zou de avond wat meer lucht hebben gegeven) worden in de finale helemaal weggeblazen als Minis, bijna net zo krachtig als Jenny Arean, losbarst in ‘Zing dan’. Want dat is toch de belangrijkste opdracht/boodschap, en die wordt ons door Hadewych Minis met haar damesprogramma overtuigend ingepeperd.

Foto: Bob Bronshoff