Ze is buitengemeen sensibel, de Amerikaanse journaliste Julia. In opdracht van een krant schrijft ze een herdenkingsartikel over de beruchte Vélodrome d’Hiver, een wielerstadion in Parijs waarheen na een razzia van 16 juli 1942 meer dan tienduizend Joden werden verzameld en op doodstocht naar Auschwitz werden gestuurd.

Julia is getrouwd met een Fransman. Het toeval wil dat zij komen te wonen in een huis waar de spoken van het verleden nog leven. Julia komt op het spoor van het meisje Sarah dat juist in dat huis woonde waar Julia en haar echtgenoot een nieuw leven gaan beginnen, een huis in het hart van de Marais, de Parijse joodse wijk. Haar man en zijn familie kwamen daar kort na de razzia, eind juli 1942, te wonen. Onwetend van het lot van de eerdere bewoners? Dat is de vraag. In dat huis bevindt zich een kast. Wat gebeurde er in die kast?

Vragen stellen. Vragen beantwoorden. En ook: vragen verwerpen. Dat is precies wat de toneelvoorstelling Haar naam was Sarah naar de gelijknamige roman uit 2006 van de Franse schrijfster Tatiana de Rosnay aan de orde stelt. De journaliste stelt koppig haar vragen. Een foto van een tienjarig joods meisje met blauw-donkere ogen wakkert haar verbeelding aan. Ze brengt de waarheid aan het licht: deze Sarah leefde met haar ouders en broertje Michel in dit huis, waar haar kille Franse echtgenoot nu een jacuzzi en verrukkelijke slaapkamer wil bouwen. Maar Julia weigert meer en meer. Het verleden laat zich niet sussen. In de regie van Ursul de Geer en de toneelbewerking door Léon van der Sanden krijgt Haar nam was Sarah een indringende vertolking. Over De Rosnay’s roman is in stilistisch en compositorisch opzicht veel lelijks te zeggen: ze zou listig gebruik maken van de Holocaust als bron van sentiment. Maar het moet gezegd: de constructie van het toneelstuk is ijzersterk.

Bewerker en regisseur tonen tegelijkertijd de beide vrouwenlevens; Lotje van Lunteren als Sarah beweegt zich op de achtergrond. Sophie van Winden, journaliste, beheerst het voortoneel. Waaiende gordijnen scheiden aanvankelijk hun levens, totdat de verhaallijnen geleidelijk met elkaar verknoopt raken. Het tonen van het ongelijktijdige heeft theater voor op de roman. De Sarah van Van Lunteren is geen tienjarig meisje dat de spil is in een gruwelijk drama; zij is een psychotische, volwassen vrouw die achtervolgd wordt door de demonen van het verleden. Ze zal eraan bezwijken. De vlucht uit het concentratiekamp heeft ze overleefd, maar ze betaalt er een zware tol voor. Van Lunteren doolt rond in een wit gewaad. Ze beleeft opnieuw de razzia, uitstekend weergegeven met harde stemmen van de politiemannen en de angstkreten van het meisje Sarah. Pianomuziek van de Poolse componist Chopin begeleiden haar angstdromen.

De Julia van Sophie van Winden is aanvankelijk daadkrachtig, maar haar leven dreigt in te storten naarmate ze het verleden oprakelt. In de zijlijnen van Julia’s levensverhaal zitten feitelijk de grootste zwakheden van roman, de latere film (2010) van Gilles-Paquet-Brenner en ook het toneelstuk. Haar huwelijkscrisis is net te veel. Haar overspelige man maakt Julia zwanger, en heeft ondertussen ook een andere vrouw zwanger gemaakt. Dat Julia aan het slot een meisje gaat krijgen, is ook te dramatisch aangezet.

De regie heeft er welbewust voor gekozen met herkenbare, treffende middelen de voorstelling vaart te geven. Zijn we in Parijs, klinkt Edith Piaf. Het reusachtig uitvergrote portret van Sarah blikt ons telkens aan. Dat Julia uiteindelijk de zoon van Sarah vindt, en met hem een nieuw leven begint in New York, is misschien niet subtiel. En toch werkt het. Van Winden speelt mooi de vertwijfeling van Julia, het mooist feitelijk als ze zich richt tot haar schoonvader, een al even sterke rol van Tom Jansen. Aan het slot keert de voorstelling terug naar het begin: in de allereerste scène wordt het huis leeggehaald. Aan het einde staan de meubels er weer. Dan de kast. Sarah heeft haar vierjarige broertje tijdens de huiszoeking opgesloten in een diepe kast met wat brood en water. Ze leefde in de veronderstelling dat ze na een dag weer terug zou keren om hem te bevrijden. De kast doet ze op slot, de sleutel neemt ze mee. Haar broertje komt om in die kast. Dat wakkert bij Sarah een schuldgevoel aan dat ze haar leven niet meer kwijtraakt. Pikant detail is dat de razzia uitsluitend door de Franse politie werd uitgevoerd; zesduizend man die dertienduizend Joden samenbrengen.

Het is terecht dat De Geer en Van der Sanden het sentiment, soms zelfs het pathos, van de oorspronkelijke roman volgen. Kies je voor een bewerking van dit boek, dan is dat een voorwaarde. Ook zij gaan een enkele keer over de schreef: de volwassen Sarah wil dood. Ze slikt pillen en sterft in de kast van haar broertje. Die krijgt de betekenis van een doodskist. Het is een te heftig aangezet beeld, dat eerder ongeloofwaardig is dan dramatisch. Anderzijds is deze keuze begrijpelijk: in Haar naam was Sarah hangt alles met alles samen. Elk motief krijgt een verwevenheid met een ander motief. Dat is ook weer de ontroerende kracht ervan. Heden en verleden, een Joods en Amerikaans leven, oorlog en vrijheid, dood en nieuw leven: het wordt allemaal tegen elkaar uitgespeeld. De onbenoembare geschiedenis van de Holocaust zichtbaar maken is de inzet van deze voorstelling.

Foto: Raymond van Olphen