Er hangt een man in de touwen van de gymzaal. De ruimte dampt nog na van het schoolfeest dat zojuist is afgelopen, als conciërge Sharif (Gery Mendes) een lijk aantreft: de gymleraar is vermoord. Resoluut gebiedt hij het plukje mensen dat nog in het pand aanwezig is, de gymzaal niet te verlaten.

Geen Colonel Mustard, Professor Plum of Mrs Peacock in deze theatrale Cluedo–hertaling die theatercollectief Sir Duke in gezamenlijkheid schreef. Sharifs verdachten zijn Reina (Dionne Verwey), de schoonmaakster die eigenlijk neurowetenschappen studeerde; Walid (Abdelkarim el Baz), de gedesillusioneerde maatschappijleerdocent die ooit voor de lokale televisie werkte; Menske (Francesca Pichel), kantinejuffrouw die als voormalig maatschappelijk werkster zo invoelend en empathisch beweert te zijn; en zesdeklasser Maya (Patsy Kroonenberg), die wel opvallend vaak om haar leraar maatschappijleer heendraait. Pleegde een van hen deze moord, of was het toch die ‘weirde dude’ die op het schoolfeest rondliep?

Guilty until proven, geregisseerd door Nita Kersten, heeft een filmisch karakter, met een sfeervolle, vaak onheilspellende (live-)soundscape, een strakke montage en veel flashbacks, waarbij het publiek vaak meerdere keren dezelfde scène ziet, maar die met nieuwe informatie weer anders kan duiden.

Aanvankelijk zet Sir Duke de illustere moord vooral in als aanleiding om de personages tegen elkaar af te zetten. Het levert spannende exploraties naar vastgeroeste vooroordelen en onderdrukt racisme op. Zo floept Menske er in haar wellicht goedbedoelende onschuld uit dat Sharif vast geen last heeft van eenzaamheid: ‘jullie hebben toch altijd van die grote families?’ Zelf wentelt ze zich iets te comfortabel in haar eigen ijdele motieven als voormalig maatschappelijk werkster. En zesdeklasser Maya bijt Reina toe dat ze zichzelf eigenlijk wel ‘iets te slim voor een carrière in de schoonmaakbranche vindt’.

Hun onderhuidse sneren in combinatie met de toch wel behoorlijke luchthartigheid waarmee ze met de aanwezigheid van het in de touwen bungelend lijk omspringen, insinueert een behoorlijke geschiedenis aan opgekropte verwijten, die Sir Duke in eerste instantie met humor en energiek spel aanvliegt.

Maar halverwege zakt de tot dan toe boeiende dialoog behoorlijk in, als het motief geïntroduceerd wordt dat deze personages bij elkaar houdt. De focus komt dan vrijwel volledig op het (veel minder interessante) construct van de whodunnit en het plichtmatig bij elkaar knopen van de plotlijntjes te liggen. Terwijl de kracht van deze voorstelling veel meer in de verhoudingen tussen de personages in het hier en nu ligt, dan in de weinig geloofwaardige, vaak behoorlijk gekunstelde anekdotiek.

De potentieel interessante schuldvraag waar deze voorstelling uiteindelijk naartoe werkt – Wanneer ben je schuldig? Wie bepaalt dat? – wordt eigenlijk per saldo nauwelijks onderzocht. Het krijgt door de vele aandacht voor de anekdote veel te weinig ruimte om voorbij te gaan aan schetsmatige aanzetjes.

Als uiteindelijk de moord ontrafeld is, toont Sir Duke nog dat er met een schijnbaar vaststaand pakket aan feiten, tal van verschillende verhalen kunnen worden geformuleerd. Het is maar net waar de media of de publieke opinie op in zullen springen. Het is jammer dat dergelijke op zich interessante gedachtengangen consequent zo expliciet uiteengezet worden. Sir Duke snijdt relevante thema’s aan, maar is in de uitwerking daarvan uiteindelijk vaak onnodig illustratief.

Foto: Ben van Duin