Een serieuze Rossini: dat is even wennen! Rossini kennen we van komische opera’s als De barbier van Sevilla en L’Italiana in Algerie. Een serieus werk als Guillaume Tell hoor je zelden. In 2009 ging het werk – Rossini’s laatste opera – concertant in de Vara Matinee, nu volgt een geënsceneerde reeks uitvoeringen door De Nederlandse Opera.

Je moet nogal wat van stal halen. Met een appel, een Lederhosen en een kruisboog kom je er niet. De vier uur durende partituur vereist onder meer een gigantisch koor dat ook nog eens in al zijn massaliteit op het podium aanwezig is. Het koor van De Nederlandse Opera heeft met eerdere soortgelijke producties als Les Troyens van Berlioz al eens bewezen een dergelijke kluif met gemak aan te kunnen. Ook nu weer werd er fenomaal goed gezongen en zorgde Audi niet alleen voor een fraaie personenregie, maar ook voor talloze oogstrelende tableaux vivants in de vele massascènes.

Net als Les Troyens past Guillaume Tell in de traditie van de Franse Grand Opera: grootschalige werken op een historisch thema waarbij alles uit de kast wordt getrokken om de toeschouwer te plezieren. Vormt Les Troyens het sluitstuk van deze stijl, de Tell staat aan het begin. Het is Italiaans belcanto op zijn Frans, wat hoe je het ook wendt of keert een rare combinatie blijft.

Pierre Audi trok het verhaal ver uit boven het bekende historische thema: de Zwitserse strijd tegen de Oostenrijkse overheersing of het verhaal van de kruisboogschutter die wordt gedwongen de appel van het hoofd van zijn eigen zoontje te schieten. Bij Audi is het het verhaal van elk volk en elke vrijheidsstrijd. Het is het verhaal van collaboratie en verkettering, van macht en onderdrukking en liefde die tegen de verdrukking in kan groeien.

Het knappe is dat de enscenering echter niet te algemeen wordt. Sterker nog: deze Guillaume Tell is traditioneel van geest, maar modern van uitdrukkingsmiddelen. Zelfs de appel op het hoofd van Jemmie ontbreekt niet. We zien geen idyllische bergweiden en Zwitserse vergezichten, maar ze worden wel gesuggereerd. Een koe, een schaap, een hert hangen – alias beeldend kunstenaar Georg Bazelitz – op hun kop aan het plafond. Zo speelt Audi een ingenieus kat- en muisspel met traditionele frivoliteiten. De kostuums ogen traditioneel, al zoek je vergeefs naar Lederhosen en alphoorns.

Audi geeft het verhaal een bijna mythische kracht, alsof het de Zwitserse variant van de Odysseus betreft. Hij gaat zelfs nog verder: hij voert Tell ten tonele als gekruisigde christus en ensceneerde een Oostenrijkse dijenkletser in vijftig-tinten-grijs-stijl. Een beetje over de top, maar dat past wel bij dit werk waarin de pizzabakker en componist Rossini ook geen maat wist te houden. Guillaume Tell bevat talloze fenomenaal mooie muzikale passages, maar het is allemaal zo uitgesponnen dat het jammer is dat de componist zelf niet nog even flink aan het couperen is geslagen. Er zijn, voor Rossini’s doen, weinig aria’s waarin de sterren kunnen glitteren, maar desondanks zongen zangers als Nicola Alaimo (Tell), Marina Rebeka (Mathilde) en John Osborn (Melcthal) zich in de spotlight. Zij werden na afloop terecht bedolven onder applaus. In de bak leverde het Nederlands Philharmonisch Orkest vakwerk, al moesten de musici onder leiding van Paolo Carignani wel even op gang komen. Met name de lange ouverture kon meer scherpte gebruiken.

(foto: Ruth Walz)