Vlakbij het Brusselse Beursplein, de plaats die uitgroeide tot de herdenkingsplek van de aanslag van 22 maart, ging Guerrilla van het kunstenaarscollectief El Conde de Torrefiel uit Barcelona in première. Verleden jaar stonden ze net als nu ook op het Kunstenfestivaldesarts. Met hun performances willen ze de actualiteit analyseren, de verhoudingen tussen het persoonlijke en het politieke blootleggen en proberen grip te krijgen op ‘nieuwe vormen van totalitarisme en intellectuele vervreemding’. Deze keer is het een performance over guerrilla, een ondergrondse oorlogsvoering waar weinig vat op te krijgen is.

Vroeger had guerrilla nog een connotatie van vrijheidsstrijd, nu wordt de term niet meer gebruikt en heet het terrorisme. Dat is natuurlijk in België razend actueel, bijna twee maanden na de aanslagen op de luchthaven en een metrostation. Toch wordt er niet naar die gebeurtenissen verwezen. Het gaat even over terroristische aanslagen in zijn algemeenheid, om dan volledig te focussen op de profetie van een toekomstige wereldoorlog.

We zien een podium met lege stoelen. Een veertigtal jongeren (vrijwilligers uit Brussel) druppelen langzaam alleen of met een paar vanuit de coulissen het podium op. Ze gaan zitten, hier en daar een knikje, een babbeltje, nog even een blik op de smartphone. Ze kijken naar het publiek, het publiek kijkt naar hen. Boven hen hangt een groot scherm. Het duurt even voordat daar teksten op worden geprojecteerd. Ze gaan over de nabije toekomst. In 2019 sluiten China en Rusland een pact, in 2020 legaliseren Mexico en Colombia drugs, tussen 2013 en 2023 zijn er meer dan duizend daden van terrorisme in Europa, in 2023 is in vrijwel heel Europa extreem-rechts aan de macht, en ondertussen is in het diepste geheim een stad op de maan gebouwd waar 4500 mensen heen kunnen als er op aarde oorlog uitbreekt, een oorlog die al een tijd in de hoofden van de mensen is voorbereid door de voortdurende retoriek van dreiging.

De vrede van nu is stilte voor de storm. Ondergronds borrelt het. Guerrilla speelt zich af op een avond exact drie jaar na nu, waarop regisseur Romeo Castellucci een lezing geeft nadat hij een belangrijke artistieke ereprijs in Brussel heeft ontvangen. Daarom zitten die jongeren hier en zien we ze geïnteresseerd naar Castellucci luisteren, die in het Italiaans zijn verhaal houdt. Na een tijdje krijgen we op het scherm teksten te zien over personen op het podium. Over het meisje K dat op de laatste rij zit, met een rood jasje aan, wat later over de jongen O met wit hemd, op de tweede rij. We lezen informatie over hun leeftijd, hun afkomst, wat ze qua werk of studie doen. Bij de een wordt geschreven wat de grootouders in de oorlog hebben gedaan, bij de andere over een fait divers van een paar dagen geleden.

We lezen uitspraken van hen. Twee jongens vragen zich in een pub af wat de mensen in het jaar 4000 over ons zouden vernemen en hoe dat allemaal geduid zou worden. In het luisterpubliek zit ook T, een tai-chilerares die vanmorgen te laat was voor de les. De volgende scène zien we haar bezig met een klein groepje cursisten. Rust daalt over de scène. We lezen haar verhaal over de dag ervoor, haar gesprekken met een Markus die antropologie gestudeerd heeft en beweert dat er een onoverbrugbare kloof is tussen het volk en het kleine groepje van intellectuelen, politici en artiesten die denken alles in het belang van dat volk te doen. Hij heeft verdriet om de routine die in de liefde is geslopen. T en Markus besluiten te dansen. De scène verandert in een technodanstent.

We kijken door een gaas op de ruggen van de groep jongeren die beweegt, de armen in de lucht steken, hun hoofd draaien. Keiharde beats klinken. Gelukkig hebben we oordopjes meegekregen. Ook nu verschijnen er weer verhalen op het scherm. Individuele sappige anekdotes wisselen af met herinneringen aan schrijnende, traumatische jeugdherinneringen. Grote en kleine verhalen volgen elkaar, kroegpraat, persoonlijke verhalen, politieke verhalen. In crisistijden bloeit de avant-garde-kunst, kijk maar naar de XXste eeuw, vlak vóór de Eerste Wereldoorlog, en nadien in het interbellum. Avant-garde kunst is een voorbode van oorlog. Zoals het een vaststaande zekerheid is dat de mens geboren wordt en sterft, zo zeker is het dat de mensheid oorlog voert, te allen tijde. Terwijl je dat alles leest, zie je de jongeren onder de teksten dansen en springen en knalt de beat. Het is dansen op de vulkaan.

In 2023 gebeurt het. Rusland en China veroveren de wereldhegemonie, meer dan 90 miljoen mensen zullen gedood worden. Het is een economische oorlog zonder ideologie of religie als inzet. Een vrolijke afsluiter is het niet. Plots gaat het licht uit, valt het gedreun stil. Einde.

Hoewel er dus weinig gebeurt op het toneel en we collectief bijna constant zitten te lezen, intrigeert Guerrilla. Vooral door de diversiteit in de kleine verhalen. Je hebt niet de indruk dat je anderhalf uur hebt gelezen. Maar die titel Guerrilla dekt de lading niet. Je kunt moeilijk de interessante kleine persoonlijke verhalen als een vorm van oorlogsdreiging zien. De (politieke) omkadering is dat wel. Maar die hangt dan weer vaak clichématig aan elkaar, en gaat nogal eens kort door de bocht met holle woorden en kretologie. (De begeleidende tekst is nog erger.) Mijn eerste gedachte na de voorstelling is dan ook dat ik nu toch eindelijk eens werk moet maken van mijn al jaren gekoesterde tai-chiplannen…

Op weg naar het station passeren we het Beursplein, met kaarsjes, kaartjes en bloemen. Om de ‘guerrilla’-slachtoffers te herdenken. De realiteit maakt meer indruk dan het theater. Onlangs hoorde ik op de radio dat het Beursplein ontruimd is, schoongemaakt, de aanslagen worden in de geschiedenis opgeborgen. (Er zal wel een gedenkplaat komen.) Op de Grote Markt zijn er toeristen, niet zoveel als op andere avonden, maar toch, gezelligheid op terrasjes onder de in licht badende historische gebouwen. Bedoelt het collectief dit met ‘een schijnbare staat van veiligheid en vrede’?

Guerrilla is in augustus te zien op Noorderzon Performing Arts Festival Groningen.

Foto: Titanne Bregentzer