Het aardse en het verhevene. En de spanning daartussen. Het lijdt geen twijfel waarop Ira Judkovskaja met de regie van haar eigen toneeltekst Grûn (Grond) de nadruk wil leggen. Het toneelbeeld bestaat uit niets meer dan een grote draaischijf waarop een perspectivisch vertekend en daarom immens lijkend akkerland te zien is. Ruige aarde waarin diepe voren getrokken zijn. Symbool voor de talloze personages die allemaal uit de klei getrokken zijn en in wie het leven diepe groeven achtergelaten heeft.

Daarboven maken de planeten hun trage omwentelingen. Gigantische gekleurde bollen zijn het, die door hun omvang het aardse gedoe terugbrengen tot niet meer dan te veronachtzamen muizenissen. Alleen zien de personages dat zelf anders. Stuk voor stuk spelen ze de hoofdrol in hun eigen verhaal, zijn zij de oerkracht die de aarde draaiende houden. Ach de mens, hoe graag mag hij zichzelf zien als het middelpunt van het heelal.

Grûn is het verjaardagscadeau dat het vijftig jaar bestaande Tryater zichzelf geeft. In een maar liefst vier uur durende voorstelling in drie bedrijven tracht Judkovskaja, artistiek leidster van het jubilerende gezelschap, een portret te schilderen van drie generaties van twee boerenfamilies in een Fries dorp. De geest van Tsjechov is daarbij nooit ver weg en dan met name van zijn Oom Wanja, dat Judkovskaja drie jaar geleden regisseerde. Maar hoe schatplichtig ook, een Tsjechov is ze niet en met name in het eerste deel maakt dat Grûn tot een te statisch en te uitleggerig stuk waarin de spelers niet loskomen van het sjabloonachtige van hun karakters.

Waar Tsjechov aan het personage van Astrov genoeg heeft om uit te pakken over, in zijn geval, de vernietiging van de natuur, lopen er bij Judkovskaja talloze figuren rond die hun zegje moeten doen over ideologische kwesties. En dat gaat behoorlijk ten koste van het vlees en het bloed. Dan krijg je zinnen als ‘dat de heelheid van de schepping op gespannen voet staat met intensivering van de landbouw’.

Oftewel: de voorstelling wil aanvankelijk maar niet echt tot leven komen, hoe enthousiast de hele groep in de openingsscène ook swingt op Goran Bregović’ Kalashnikov. Veelzeggend overigens, de keus voor dit nummer dat afkomstig is uit de film Underground, waarin een groep mensen onder de grond leeft, wijsgemaakt dat er bovengronds een oorlog woedt.

Vanaf het tweede bedrijf krijgt Grûn je meer in zijn greep. Het kalme tempo krijgt iets ritueels, taaie monologen worden dialogen, het drama komt meer tot leven. Van het enigszins clichématige komen de personages helaas niet af, waardoor Grûn af en toe wat soapachtige trekjes krijgt. Met net iets te veel tegeltjeswijsheden als ‘ieder mens wordt met eigen talenten geboren’.

Maar door de handeling af en toe te onderbreken door bijna liturgisch gezang en de gestage draaiing der planeten rijst er wel een mooi beeld op van het aards geploeter in dit ondermaanse. De benauwdheid van het plattelandsleven wordt er niet lichter van maar die relativering – wij zijn allen slechts pluisjes op de stofjas van de kosmos – stelt je in staat er vrede mee te hebben.

Foto: Saris & den Engelsman