Zo romantisch is het allemaal niet, de vreemdeling in de liederen van romantische componisten als Schubert en Schumann. We luisteren graag naar Schuberts Der Wanderer en andere verzen over ‘verre landen’, bijvoorbeeld Schumanns Aus fernem Land. Het is fijn wegzwijmelen bij die verre landen. Juist daarom is het een geweldig idee van bariton Michael Wilmering om het zoete eraf te schuren en een harde toon te zetten. De vreemdeling ofwel zwerver van nu is een ander dan uit de negentiende eeuw. De hedendaagse vreemdeling is eerder een verdrevene, een thuisloze, een vluchteling. Denk aan de havenstad Calais of bootvluchtelingen op de Middellandse Zee, en de portee is meteen duidelijk.

Wilmering is een ‘geadopteerde Colombiaan, een vreemdeling bij aankomst in Nederland’, zoals hij zichzelf omschrijft. Samen met danser Ahmad Joudeh van het Nationale Ballet maakt hij de muziekvoorstelling Grenze(e)loos tijdens het Grachtenfestival. Joudeh is een gevluchte Syriër. Hun ontmoeting wordt in de voorstelling gevisualiseerd door het beeld van een snelweg: er lopen witte strepen in perspectieflijn over een asfaltzwarte ondergrond.

De Japanse pianiste Kanako Inoue slaat in het stikdonker de eerste noten aan van Schuberts Der Wanderer uit Drei Lieder (1816). Dan komt Wilmering op. Hij draagt een koffer mee, als beeld van zijn thuisloosheid. Hij heeft geen overhemd aan, alleen een zwart kostuum en een zwarte stropdas. Pianist en zanger halen meteen de romantiek weg van het lied en geven er een bijna grimmige toon aan.

Dan verschijnt danser Ahmad Joudeh op het toneel, hij kruist de weg waarop Wilmering staat. Ook hij is in het zwart gekleed. Hij volgt als een beschermengel de bariton. Soms spiegelt hij de zanger, dan weer keert hij zich van hem af. Het zijn lotgenoten, zoveel is duidelijk. Regisseur Monique Wagemakers en choreograaf Peter Leung geven aan Grenze(n)loos een zeer actuele entourage, zonder nadruk. Evengoed is de gehele setting tijdloos, maar wie wil kan de tijd van nu er in zien en horen.

De uitvoering heeft een strak en hoog tempo, mede dankzij het stuwende pianospel van Inoue en de muziekkeuze. Van Schubert, Schumann en Brahms reizen we naar twintigste eeuwse componisten, als Ralph Vaughan en Maurice Ravel. Verrassend zijn de drie Shakespeare songs van de Brit Roger Quilter en meeslepend is het lied ‘Steen van licht’ (Piedra de Luz), een compositie van de Nederlandse Monique Krüs met een eigen tekst van Wilmering. De intensiteit spat er van af. Verrassend en ontroerend is Wilmerings versie van Vluchten kan niet meer van Harry Bannink en Annie M.G. Schmidt. Het lied is van 1971 en nog steeds spannend van geldigheid. De uitvoering is geen recital in de traditionele betekenis van het woord, het is geladen muziektheater vol betekenis en zeggingskracht.