Als je veel Europese politici, al dan niet in verkiezingsstrijd, hoort spreken over de vluchtelingenproblematiek, dan voel je de hete bange adem van hun eigen volk in hun nek, en dan gaan de debatten al snel over de hoeveelheid mensen die ze toelaten en over het al dan niet sluiten van de grenzen. Gelukkig zijn er wel nog mensen die op de échte, menselijke problemen wijzen. Journalisten doen dat in documentaires en reportages. Ook auteurs, theatermakers en andere artiesten trekken zich het lot van hun medemensen aan.

Veel theater gaat de laatste tijd over vluchtelingen en asielzoekers. Het ene gezelschap zal dat met aandoenlijke humor aanpakken, zoals Laika met De passant (6+), een andere theatermaker doet dat met veel esthetiek en zet aan tot rationele reflectie. Zo iemand is Guy Cassiers. Als tekst nam hij Die Schutzbefohlenen van de Oostenrijkse schrijfster en Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek.

Jelinek schreef haar tekst al in 2013, nog voordat de grote vluchtelingenstroom richting Europa op gang kwam. Zij luisterde naar stemmen van mensen op straat, in café’s, op sociale media en in televisiestudio’s. Die Schutzbefohlenen (Grensgeval in een vertaling van Tom Kleijn) heeft de bootvluchtelingen naar Griekenland als uitgangspunt. In de tekst zitten verwijzingen naar Aischylos’ Smekelingen. Het is een theatertekst met allemaal losse fragmenten, zonder personages. Het zijn woorden die uit de mond van vluchtelingen stromen, zinnen van individuen, commentaren van xenofobe mensen, zinnen uit ideologieën van groepen, van beleidsmensen, van wetenschappers, van politici, van allerlei mensen, van mensen die hun zienswijzen verdedigen, en hoe ze die veranderen. De meesten van ons zien de vluchtelingen via het beeldscherm. We zien ze, we zien ze niet echt.

In het buitenland, zo schrijft Cassiers, is Jelineks tekst meestal opgevoerd met asielzoekers op de scène. Cassiers doet dat bewust niet: ‘Als je vluchtelingen aan het woord laat, moet je hen hun verhaal laten vertellen in hun eigen taal, en hen geen woorden in de mond leggen van een schrijver in een taal die zij nog niet meester zijn.’ (Bij het Toneelhuis werken verschillende theatermakers. Een van hen is Mokhallad Rasem, zelf Irakees politiek vluchteling. Hij heeft een project opgezet met mensen uit een asielcentrum in het West-Vlaamse Menen. In zijn productie Zielzoekers komen de vluchtelingen met hun eigen verhalen. Deze voorstelling is in de tweede week van mei in een Antwerpse kerk mee te maken).

De vier spelers – Katelijne Damen, Abke Haring, Han Kerckhoffs en Lukas Smolders – zitten aan een tafel opzij. Zij leveren, als de stuurlui aan wal, commentaar op de mensen die in een boot Griekenland trachten te bereiken. ‘De boot siddert van angst.’ Iemand voelt mee, een ander is cynisch. Misschien moet er wel een kind worden geofferd, om de anderen te laten aankomen? Zoals Ifiginea om de Trojaanse oorlog te laten doorgaan.
De vier kijken opzij. Op het podium zijn een zestien jongeren (van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen) langzaam bezig balken over hun lijven te leggen om dan traag daar vanonder los te komen. Ze zijn uitgedost in vrolijke kleren. In de loop van de voorstelling gooien ze die op een hoop, bewegen en dansen in het zwart. Op het einde zijn ze nog zwarter, mede door de belichting, om als het ware compleet te verdwijnen in de massa. Mode-ontwerper Tim Van Steenbergen heeft zich laten inspireren door Jeroen Bosch en door iconische beelden uit de actualiteit.

Het stuk bestaat uit drie delen: de vluchtelingen in de boot, daarna de aankomst op het land, dan hun opsluiting in centra. De diverse groep jongeren beweegt en danst in een choreografie van Maud Le Pladec, een Franse choreograaf met wie Cassiers al eerder heeft gewerkt voor de opera Xerse in Lille). Als in een rite bezweren ze hun lot. Stil, traag, ingetogen, om dan bij hun aankomst aan land eventjes gestileerd te swingen. In het derde deel lijken ze met afhangende schouders het noodlot te ondergaan. Even recht de groep zich naar een straaltje licht dat tussen de balken schijnt.

Deze dansante meerstemmigheid sluit perfect aan bij de polyfonie in de tekst. Meerdere stemmen horen we, van individuele vluchtelingen, van toekijkers, van mensen met inleving, van mensen met commentaar, het hele scala van menselijke emotionele en rationele ambiguïteiten. Dat wordt niet alleen met de stemmen mooi vertolkt, dat zit ook in de groepschoreografie en in de projecties. In het eerste deel zien we de hoofden van de vier sprekers, uitvergroot, dubbel, in en over elkaar vloeiend. Daarna zijn er op de vele schermen beelden van mensenmassa’s, van gebouwen, van snel razende en schuivende vlakken. Balken worden getakeld, tussen muren zit de groep gevangen. Het licht schuift langzaam weg.

De acteurs hebben zich wel eens tussen de groep dansers gemengd met hun empathie, met hun commentaren, maar zij kunnen zich losmaken van de groep. Zij kunnen staan waar ze willen. We hoorden de zin al een paar keer, op het einde wordt ze nog eens herhaald: ‘Jullie tolereren alles, maar ons tolereren jullie niet.’ De groep richt zich naar een lichtstraal, alsof zij de enigen zijn die nog in Europa geloven, en hopen op een greintje mededogen.

Cassiers en zijn medewerkers pakken de teksten van Jelinek heel esthetisch aan. Teksten die naar het hart gaan, maar die door de esthetische aanpak op afstand blijven. Emotioneel én rationeel. Tot tranen toe word je niet bewogen, maar het geheel zet wel aan tot reflectie. Een mooie, én rake productie.

Je kunt dit drieluik ook als de eerste drie staties van de kruisweg zien. Welke staties moeten vluchtelingen nog meemaken? En kunnen we er iets aan doen? Toneelhuis heeft naast deze voorstelling en Zielzoekers allerlei randactiviteiten opgezet, onder andere met Vluchtelingenwerk Vlaanderen, en houdt ook een kledinginzamelactie. In het najaar is er de aanverwante productie Het kleine meisje van meneer Linh, naar de roman van Philippe Claudel, een boek dat ook over oorlog en migratie gaat. Ondertussen is Grensgeval geselecteerd voor het Festival d’Avignon van dit jaar.

Foto: Kurt van der Elst