De jaarlijkse trailervoorstellingen van Toneelgroep Oostpool en Theater Sonnevanck hebben de reputatie complexe thematieken die in de maatschappij spelen, via onomwonden jongerentheater te onderzoeken. Het leverde de afgelopen jaren regelmatig zeer aangrijpende en verrijkende voorstellingen op, onder meer over vriendschap en liefde tussen jongens (Bromance, 2016), zelfdoding onder jongeren (Game Over, 2019) en religie (GOD?, 2020).

Helaas schieten de gezelschappen ditmaal hun doel voorbij. Regisseur Daniël van Klaveren wil het met de voorstelling Good Cop hebben over giftige mannelijkheid. Hij voert een stomvervelende protagonist op, die nergens de kans krijgt een andere, meer sympathieke kant van zichzelf geloofwaardig over het voetlicht te brengen.

Deze Michael, een opgefokte rol van Stefan Cappiello, is het type zichzelf overschreeuwende macho, zo iemand die er stellig van overtuigd is dat ‘vrouwen overmeesterd willen worden’. Als beginnend politieagent ging hij in de fout en nu is hij in afwachting van een proces van straat gehaald en in de 112-meldkamer geplaatst – wat hij als een grote vernedering ervaart en dat bepaald niet onder stoelen of banken steekt. Zijn twee collega’s aldaar (gespeeld door Patsy Kroonenberg en Kharim Amier) berispen hem halfslachtig voor zijn verbale en fysieke agressie, maar laten hem vooral zijn gang gaan.

Als toeschouwer kijken we een uur lang mee in de telefooncentrale en horen via onze koptelefoons de meldingen die gedurende de avond bij de meldkamer binnenkomen (buiten zicht gespeeld door Kroonenberg en Amier). Het stuk komt tot de kern als Michael gebeld wordt door een meisje dat zich voorstelt als Luna, en vertelt dat ze op dat moment ontvoerd wordt. Michael maakt er prompt een halszaak van haar te helpen – de hiaten die gaandeweg in haar verhaal aan het licht komen, negeert hij lange tijd voor het gemak.

Van Klaveren, die zelf de tekst schreef, baseerde Good Cop losjes op de Deense speelfilm Den Skyldige (2018) van Gustav Möller. Het probleem is dat de wederzijdse spanning tussen Michael en Luna geen moment geloofwaardig wordt: dat Michael zich zo makkelijk laat bespelen door deze mysterieuze beller, die zeer duidelijk de waarheid verdraait, is moeilijk te rijmen met hoe zijn personage werd geïntroduceerd. Dat hij lange tijd geen vraagtekens zet bij Luna’s verhaal is zonder meer vreemd. En waarom hij zich ineens uitgerekend door haar op zijn plek laat zetten (‘Wat is dat nou, een man: je bent een mens’) wordt niet duidelijk.

Halverwege walst Van Klaveren nog een obligate psychologische verklaring voor Michaels misogyne gedrag erin (een dwingende vader, uiteraard), maar dit is te laat en onvoldoende uitgewerkt om sympathie voor het personage te winnen. Ook is er nog een afleidend plotlijntje met een broer die naar het buitenland vertrekt om kapper te worden (voor pussy’s, vindt Michael), met wie hij op de valreep ook nog in het reine moet komen, en is er nog dat proces dat als een zwaard van Damocles af en toe de kop opsteekt. Het is allemaal ruis voor de potentiële spanning tussen hem en Luna.

Als whodunnit komt Good Cop nog het beste uit de verf. De jongeren kunnen gedurende de voorstelling meepuzzelen met wat er nu precies met Luna (en met Michael) aan de hand is en worden net als Michael regelmatig op het verkeerde been gezet. Inhoudelijk is er helaas minder te halen, daarvoor heeft Van Klaveren de thematiek te letterlijk en te schematisch in de anekdote vervat.

Foto: Sanne Peper