Met de regelmaat van een Olympische kalender is er een Nederlands gezelschap dat Yasmina Reza’s God van de slachting tot ons brengt. Na Theatergroep Suburbia (2009), Senf Theaterproducties (2013) en Toneelgroep Het Volk (2017) komt nu Het Tuintheater met een versie – net als de Spelen een jaartje later.

In het stuk komen twee echtparen bij elkaar om een kwestie te regelen: hun elfjarige zoontjes hebben het met elkaar aan de stok gekregen en een van hen moet daardoor wat tanden missen. Na enkele formele plichtplegingen loopt het samenzijn volledig uit de hand.

De populariteit van het tragikomische stuk laat zich eenvoudig verklaren. In weerwil van de titel is God van de slachting een doldwaas, bij tijd en wijle tegen de klucht aanschurkend kwartetspel, waarin de spelers hun totale palet aan acteertalenten kunnen etaleren.

Het Tuintheater (de naam zegt het al) speelt de voorstelling niet in de benauwende omgeving van een huiskamer maar buiten. Dat stelt regisseur Matthijs IJgosse direct voor het eerste probleem: hoe weet het publiek dat we ons bevinden in het huis van Véronique en Michel, het echtpaar dat op het punt staat Alain en Annette te ontvangen, de ouders van het joch dat heeft geslagen? Het interieur van hun woning geeft de eerste informatie over het type bewoners en dat blijft nu achterwege.

Maar niet getreurd: er wordt vol ingezet op de vette komedie en daarvoor zijn helemaal geen decor of attributen nodig. De regisseurs laten Alain en Annette plaatsnemen op twee veel te kleine stoeltjes, wat direct al tot een hilarische scène leidt, en het dure kunstwerk waar Annette later overheen zal kotsen is hier een lego-bouwwerk. Al het overige voor de handeling noodzakelijke wordt gewoon gemimed. Zoals de onophoudelijk rinkelende telefoon van Alain, waarvan de ringtone gewoon door hem zelf voortgebracht wordt, of het verorberen van de zelfgemaakte clafoutis met stukjes appel, peer en (verrassend ingrediënt!) kruidkoek, dat we ons maar moeten inbeelden. Het enige zichtbare attribuut is de, bewust slecht uitgevoerde, nepbuik die Jurriën Remkes als Michel onder zijn blouse draagt.

Het moet dus een acteursfeestje worden en dat wordt het. God van de slachting gaat in essentie over het verlies van decorum en het is heerlijk om te zien hoe elk van de spelers dat op eigen wijze gestalte geeft. Met uitzondering van Lowie van Oers als Alain wellicht, die al vanaf het begin een ongelikte beer blijkt te zijn. Hij hoeft slechts de welbespraakte, zeer van zichzelf overtuigde proleet te spelen die hij is. En dat doet hij zeer overtuigend.

Julia van der Vlugt speelt Véronique aanvankelijk als een beschaafd tutje, maar wordt gaandeweg steeds vileiner. In haar lieve gezichtje sluipt eerst de radeloze ergernis naar binnen om zich daar vast te zetten in al haar gelaatstrekken. Niet lang daarna zien we de opgebouwde frustratie naar buiten spuiten. Dat is ook het mooie van deze enscenering: de spelers staan soms niet meer dan een halve meter bij je vandaan. Er is niets om je achter te verschuilen, alles is zichtbaar.

Zo wordt ook Lisa Groothofs kotsscène onvergetelijk. Met een vinger diep in haar strot suggereert ze te braken waarna de scène overgaat in een woest over het gras vliegen, waarbij ze als een soort ontsnapte kip iedereen de stuipen op het lijf jaagt. Jurriën Remkes’ demasqué laat wat langer op zich wachten, daarvoor is zijn Michel een iets te grote sul. Maar ook hij ontkomt niet aan zijn teloorgang.

De vier acteurs vormen een soepel op elkaar ingespeeld ensemble die er met elkaar een heerlijk ongegeneerd tuinfeestje van maken. En ja, het gaat natuurlijk ook over het dunne vliesje beschaving dat we allemaal meedragen en dat met een klein zuchtje tegenwind weinig voor blijkt te stellen. Maar who cares? Het is zomer, het gras van de Heemtuin is groen en de vlinders dartelen dat het een lust is.

Foto: Isabel van der Vlugt