Wie is er bang voor het cliché? De Franse dirigent en regisseur George Petrou in elk geval niet. Hij grossiert ermee in de nieuwste productie van de Nederlandse Reisopera: Händels Giulio Cesare in Egito. En door dat cliché op razendknappe wijze gelijktijdig flink op de hak te nemen maakte hij voor de Reisopera een uiterst spitsvondige en creatieve enscenering.

Händel zou zich vermoedelijk in zijn graf omdraaien, want zo kluchtig als Petrou de overbekende love story tussen Julius en Cleopatra neerzet heeft hij zijn dramma per musica vermoedelijk nooit bedoeld. Maar je moet toch wat als 21ste eeuwse regisseur met zo’n barokopera waarin – en dat is zacht uitgedrukt – het allemaal niet erg opschiet. Toch is Petrou erin geslaagd om een verkwikkende voorstelling te maken. Te oordelen naar het enthousiaste applaus, vond het handjevol publiek, dat erin geslaagd was om een kaartje te bemachtigen in de Utrechtse Stadschouwburg, dat ook. Al zal het feit dat dat publiek al twee jaar geen live-opera meer had meegemaakt zeker ook een rol gespeeld hebben bij het gejuich na afloop. Alleen dat feit al maakte deze voorstelling one of a kind. Na twee jaar lockdown klonk elke noot als een geschenk uit de hemel. ‘Wat hebben we dit gemist?’, zeiden we tegen elkaar en daar was onze ‘anderhalve-meter-afstand-buurvrouw’ het hartgrondig mee eens. Alleen al daarom zal deze Händel de geschiedenisboeken in gaan: de eerste echte opera na de lockdown.

En wat voor één! Zo inventief en eigenzinnig krijg je je Händel zelden voorgeschoteld. Als een cartooneske klucht van de bovenste plank, compleet met Egyptian walk, buikdanseressen en sarcofagen waar van alles in- en uitgaat. Magistraal is de drag-show halverwege de opera waarin Händels muziek plotseling transformeert in ragtime en jazz, compleet met barpianist. Op een ander moment bevinden we ons weer in een geheel ander stijlconcept. Dan is het decor leeg en zingt een eenzame en in de boeien geslagen Cleopatra (een ijzersterke rol van Händelsopraan Sophie Junker) haar beroemde aria Piangerò la sorte mia.

Petrou is een geniale duivelskunstenaar. Hij is een van de weinige dirigenten die ook in het regisseursvak actief is. In de bak was hij net zo overtuigend en dirigeerde hij een handvol musici uit Phion (het symfonieorkest van Gelderland en Overijssel) die voor deze gelegenheid samenwerkten met enkele barokspecialisten die door Petrou waren ingevlogen. Zo klonk Händels partituur – ondanks de moderne instrumenten – toch behoorlijk stijlgetrouw. Met zijn voortvarende tempi hield Petrou de gang er flink in en wat een gouden strotten stonden er op het podium! Cornelia (alt Francesca Ascioti), Nireno (countertenor Rafal Tomkiewicz), Tolemaeus (countertenor Nicholas Tamagna) en countertenor Joeri Mynenko (Caesar): het bleek een gouden team, zowel vocaal als theatraal.

Foto: Marco Borggreve