Vijf weken lang programmeert festival Schrittmacher aan twee kanten van de grens in Zuid-Limburg grote dansgezelschappen, met niet alleen Scapino en NDT, maar ook vergelijkbare gezelschappen uit Rome, Turijn en Sao Paulo. Naast een keur aan hedendaags ballet, bieden Carolyn Carlson en Batscheva werk op meer moderne leest geschoeid. De Zuid-Afrikaanse choreografe Dada Masilo, die het festival op 12 maart in de Schouwburg van Heerlen opende met een herschrijving van Giselle, heeft zo haar eigen manier om zich te verhouden tot de 19e en twintigste eeuwse canon.

Masilo’s Giselle opent met een prachtige tekening van William Kentridge. De horizon wordt gevuld met een landschap waaruit een zekere doem spreekt, van een verlaten en verwaarloosd land. Masilo verplaatst de vertelling van Europa halverwege de 19e eeuw naar het platteland van Zuid-Afrika, en behoudt daarbij de logica van heren en knechten, prinsen en boerenmeisjes, inclusief de bijbehorende kostuums.

Terwijl de muziek elektronisch gedeconstueerde lyriek en diepe drums combineert, wisselt de dans tussen volle, drukke scènes en eenzame solo’s. De dansers bewegen vooral vanuit de heupen, geaard en doorleefd, kletsend en lachend, met hier en daar een balletarm, of dito pas. Het enige werkelijk klassieke moment is de solo van Albrecht, waarin hij laat zien – zoals dat hoort in het ballet – wat hij allemaal kan.

Masilo voert een zwerm aan personages op die een dorpsgemeenschap vormen, waar mensen van stand zo nu en dan voorbij komen voor een pleziertje. Giselle wordt inderdaad verliefd op Albrecht, maar haar wanhoop geldt niet alleen de klassieke standsverschillen en het uiteindelijke verraad van de man van stand, maar ook de moraliteit van haar eigen tribe, de dorpsgemeenschap en in het bijzonder haar moeder, die haar een huwelijk opdringt en een gebrek aan stevige borsten verwijt.

Al laat Masilo, die zelf de rol van Giselle danst, veel van het oorspronkelijke balleteske bewegingsmateriaal zitten, ze handhaaft wel de structuur in de afwisseling van joviale, grootse, bonte gezelschapsscènes (let wel: zónder hooikarren en boerenhuisjes) met eenzame, verstilde, introspectieve solo’s. Het emotionele gevecht, dat Masilo overigens op een vrij droge manier vertolkt, stijgt soms geheel boven de couleur locale van de ballet-enscenering uit. Soms duikt er in de fijnzinnige tekening van haar dansen ook iets van veaudeville, sarcastische humor en Charley Chaplin.

In die lege momenten weet Masilo met haar tengere lijf iets van de existentiële diepte en keiharde eenzaamheid over te brengen, van een mens dat er alleen voorstaat, verstoten door haar eigen omgeving, zonder enig perspectief in de maatschappij. Masilo zet het gevecht van de jonge vrouw om in een vrij krachtig statement. Bij haar wordt Albrecht een arrogante kwal, die zijn verdiende loon krijgt, met de zweep, tot hij er bij neervalt.

Masilo weet in het herschrijven van klassiek reperoire het romantische escapisme en de pracht en praal van het ballet om te zetten in concretere verhalen, waarbij ze uitdrukkelijk de existentiële nood behoudt, en van nieuwe inhoud voorziet. Ze vertaalt de formele balletarchitectuur van deels in vorm opgesloten lichamen naar een wervelende, meer belichaamde, sociale existentie. Om een nieuwe generatie maatschappijke gevechten aan te gaan.

Foto: Kevin Parry