Het is sowieso gewaagd om een van de belangrijkste balletten uit ons culturele erfgoed te herinterpreteren. Giselle, het klassieke romantische ballet uit 1841, staat na meer dan 170 jaar nog steeds op een voetstuk en trekt nog steeds volle zalen. Dus om de hedendaagse herinterpretatie die choreografen Itamar Serussi Sahar en Chris Haring van het Balleto di Roma ‘Giselle’ te noemen, getuigt in ieder geval van lef, zeker gezien de aanpak: Serussi Sahar nam de eerste akte van het ballet voor zijn rekening, terwijl Haring zich ontfermde over de tweede.

Serussi Sahar maakt de connectie met Giselle vooral zichtbaar in de manier waarop hij de originele muziek van Adolphe Adam opnieuw gebruikt. Hij lijkt er lol in te hebben om het oorspronkelijke ballet op de hak te nemen door de vol bombarie aanzwellende violen en trompetten van de originele componist nu eens niet garant te laten staan voor hoge benen en technische virtuositeit. Juist op deze momenten kiest hij ervoor om zijn dansers ontspannen op de grond te laten zitten of liggen.

De stijl van Serussi Sahar kenmerkt zich door grote bewegingen die vaak starten vanuit de romp en eindigen in lange, krachtige armen en benen. Ook humor is in zijn stukken nooit ver weg, zoals een rij dansers die voor een volle zaal quasi-onopvallend naar links probeert te schuiven. Serussi Sahar zet de bewegingstaal centraal, wat resulteert in indrukwekkende groepschoreografieën die de technische kwaliteit van de dansers tonen. De inhoudelijke connectie met Giselle blijft echter onbevredigend.

Omdat de dansers allemaal dezelfde democratische huidkleurige body’s dragen, afwisselend als groep en individu schitteren en vaak tegen de muziek ingaan, staat de choreografie lijnrecht tegenover het hiërarchische klassieke ballet. Voorvaderen van Serussi Sahar hebben deze vormkenmerken echter al een hele tijd geleden ontwikkeld om zich af te zetten tegen het klassieke ballet. Dus wat wil de choreograaf hier nog aan toevoegen binnen de context van Giselle? De urgentie van Serussi’s werk ontbreekt omdat hij zich inhoudelijk te weinig verhoudt tot Giselle, terwijl dat nu juist de vrijheid is die hij heeft in 2017.

Chris Haring gooit het over een andere boeg. Hij baseert zich meer inhoudelijk op de tweede akte van Giselle, waarin Giselle zich na haar dood voegt bij de Wili’s, bosgeesten van bedrogen vrouwen die ’s nachts met elke man die ze tegenkomen dansen tot hij dood neervalt. In bewegingen die in het middenrif beginnen en vervolgens door het lichaam omlaag rollen en eindigen in serene passen vol rust, laat Haring zijn Wili’s over het podium spoken, waardoor ze inderdaad de aanblik van geesten opwekken.

Het gaat echter mis wanneer blijkt hoe makkelijk de soepele waves in horizontale positie met twee mensen op elkaar veranderen in seks, en in een orgie wanneer de hele groep meedoet. Een dun, oppervlakkig verhaallijntje over een ex die langskomt en problemen oplost in bed is hier de hedendaagse variant op het drama van Giselle. Het gelaagde verhaal wordt gereduceerd tot platte seks.

De connectie tussen de twee aktes van Serussi en Haring is ver te zoeken. Dat is vreemd, aangezien de twee aktes uit het oorspronkelijke Giselle waar de choreografen zich op baseren toch één verhaal vormen. De interpretaties van beide choreografen hebben echter zowel inhoudelijk als qua bewegingstaal eigenlijk niets met elkaar te maken. Dat Haring en Serussi beiden getalenteerde choreografen zijn staat echter buiten kijf, en de overgebrachte dynamiek van Serussi en sereniteit van Haring maken veel goed.

Foto: Matteo Carratoni