‘Jij weet niets van de gruwel van het leven – jij wilt schoon zijn’, roept Giovanni (Jesse Mensah) tegen zijn geliefde David (Eelco Smits) aan het einde van hun stormachtige relatie. Tegen die tijd dringt de vraag zich steeds meer op of dat verwijt niet ook van toepassing is op de makers van de voorstelling waar we naar kijken – Giovanni’s Room, een bewerking van de gelijknamige roman uit 1956 van James Baldwin.

In het boek volgen we het perspectief van David, een jonge Amerikaan die in het Parijs van de vijftiger jaren een onderbreking zoekt van zijn afgelijnde en uitgestippelde leventje in New York – op rekening van zijn vader, die hem regelmatig cheques stuurt. Zijn zorgeloze leven wordt echter flink opgeschud door de ontmoeting met Giovanni, een uit Italië uitgeweken barman op wie hij op slag verliefd wordt.

Regisseur Eline Arbo begint haar voorstelling ook vanuit Davids perspectief. Smits staat als David alleen op de scène en memoreert zijn eerste homoseksuele liefdeservaring, met een buurjongen. Waar bij een eerdere omschrijving van Davids ontmoeting met zijn verloofde Hella alleen een monotone drone te horen was, komt er in de herinnering aan de buurjongen een melodie in, en zacht gezang van Mensah, waardoor meteen duidelijk wordt waar Davids echte verlangens liggen.

Davids worsteling met zijn identiteit en verlangens staat centraal in Giovanni’s room. Net als in Baldwins roman – intersectioneel avant la lettre – weet Arbo in haar bewerking (met dramaturg Bart Van den Eijnde) sterk te laten zien hoe de privileges van David (Amerikaanse toerist, rijk) zijn relatie met Giovanni (Zuid-Europese migrant, arm) vanaf het begin ongelijkwaardig maken, en hoe zijn angst om die privileges kwijt te raken uiteindelijk tot het einde van hun liefde én (indirect) tot de dood van Giovanni leiden.

De dialogen tussen David en Giovanni, alsmede die met hun oudere vriend Jacques, zijn de sterkste scènes in de voorstelling, omdat ze het conflict tussen conformeren aan de norm en jezelf durven zijn effectief op de spits drijven – én de gevolgen laten zien voor zij die  vanwege hun etniciteit of sociaal-economische positie niet eens de keuze kunnen maken om zich bij de status quo aan te sluiten.

De sterkste toevoeging die Arbo aan de roman maakt is het uitdiepen van het personage van Jacques. Zijn eigen eenzaamheid en verbittering als homoman op leeftijd komen in de tekst én de ontroerende vertolking van Steven Van Watermeulen goed over het voetlicht. Eigenlijk fungeert hij als een mogelijke toekomstversie van David zelf, omdat Jacques zichzelf ook verwijt dat hij niet voor de liefde koos toen hij jong was.

Wat minder goed uit de verf komt is de groezeligheid van het milieu waarin Giovanni’s room zich afspeelt. Met haar veel te smaakvolle vormkeuzes lijkt Arbo aan smetvrees te lijden – er wordt in de dialogen wel benoemd dat we in bedompte bars en smerige kamertjes zijn, maar de popconcert-achtige belichting en de toneelschooldictie van de acteurs maken dat geen enkel moment overtuigend. Het pijnlijkst zijn de seksscènes tussen David en Giovanni: in plaats van de hongerige verlangens van de personages te tonen, is er met behulp van intimiteitscoördinator Markoesa Hamer kitscherig ballet van gemaakt. Dat dient ook een doel: de choreografie wordt drie keer in iets andere vorm herhaald, en laat zo subtiel de verwijdering tussen de twee mannen zien. Maar het laffe abstraheren van seks tussen twee mannen is tekenend voor de weigering van de makers om zich echt in Baldwins wereld onder te dompelen.

Ook de spelregie van Arbo, normaal gesproken toch een van haar sterkste kanten, lijdt onder een gebrek aan heldere keuzes. Jesse Mensah weet de speelsheid én de kwetsbaarheid van Giovanni goed over te brengen, maar overtuigt niet als een man die in zijn jonge leven al de vreselijkste dingen heeft meegemaakt – zijn spel is te licht, hij wordt nergens gevaarlijk. Gijs Scholten van Aschat krijgt in de minirol van bareigenaar Guillaume nauwelijks iets te doen, en maakt er dan maar een eendimensionale lomperik van.

Eefje Paddenburg krijgt de ondankbare taak om de volstrekt oninteressante vrouwelijke personages uit Baldwins roman kleur te geven – hoewel ze een verdienstelijke poging doet, en Arbo haar als Hella nog enkele extra feministische teksten meegeeft, is het een onmogelijke opgave. De vrouwen blijven zetstukken in het drama dat zich rond de mannen afspeelt. Paddenburgs muzikale bijdrages zijn een stuk meerlager – zeker een kort duet dat ze met Mensah zingt, met Smits gevangen tussen zijn twee geliefden in, legt veel meer van Hella bloot dan al haar gesproken teksten.

Bij Eelco Smits kun je op zich begrijpen waarom hij David zo oppervlakkig speelt: het personage is van begin tot eind doodsbang om zich echt bloot te geven. Maar de acteur laat geen enkele subtekst onder zijn masker vandaan komen, waardoor hij slechts twee registers bespeelt: de oppervlakkige buitenkant van David en de emotionele uitbarstingen die hij aan het slot van de voorstelling heeft – met als absolute dieptepunt de kitscherige licht- en regenshow die scenograaf Roel Van Berckelaer en lichtontwerper Varja Klosse inzetten om Davids innerlijke verscheurdheid bij het publiek door de strot te duwen.

In de roman worden die uitersten overbrugd door de monologue intérieur van David, maar die is in de theaterbewerking grotendeels bij hem weggehaald en bij Jacques en Guillaume neergelegd. Het blijft onduidelijk wat hiervoor de inhoudelijke beweegredenen zijn – behalve dat Scholten van Aschat voor zijn salaris toch iets te doen moet hebben – en het haalt bovendien spelkansen bij Smits weg: als hij zelf zijn eigen zielenroerselen zou mogen omschrijven konden we die misschien beter meevoelen. Toch blijft ook de vraag of het niet beter was geweest om de al te letterlijke beschrijvingen van Davids binnenwereld te schrappen en te zoeken naar speloplossingen – theater is immers een audiovisueel medium.

Ik moest na het bekijken van Giovanni’s room denken aan Weg met Eddy Bellegueule, waarin Arbo er wél zo goed in slaagde om een gemarginaliseerd milieu overtuigend in beeld te brengen. Het lijkt erop dat ze een tegelijkertijd gestileerde en overdadige esthetiek, die sterk aan haar voorganger Ivo van Hove doet denken, op Baldwins roman heeft willen plakken. Maar Giovanni’s room is juist gebaat bij onafheid, vuigheid, onbeheersbaarheid – al die zaken die David koste wat kost buiten de deur probeert te houden.

Foto’s: Fabian Calis