Als je goed luistert, is Vondels Gijsbrecht van Amstel (1638) vooral een stemmenspel. Regisseur Jaap Spijkers en gezelschap Het Toneel Speelt zetten dit jaar voor de derde keer de nieuwjaarstraditie voort. Op 1 januari 2012 brachten zij de eerste Gijsbrecht, gistermiddag, 1 januari 2014, vond de reprise plaats met enkele nieuwe rollen, onder wie Marlies Heuer als Badeloch en Petra Laseur als bode. Jules Croiset vertolkt de rol van Willebrord, vader van het Karthuizers klooster.

Aan het grote geheel hebben Spijkers, decorontwerper Guus van Geffen en kostuumontwerpster Bernadette Corstens nauwelijks iets veranderd. Ook de hevige effecten met oorlogsdreiging, rook en het plateau als beweegbaar decor is gelijk gebleven. Hoezeer Spijkers en de spelers ook vaart en beweging aan de Gijsbrecht willen geven, deze tragedie aller Nederlandse tragedies is onvermijdelijk statisch. Het is een vertellend drama. Tal van dramatische gebeurtenissen zijn vervat in een bodeverhaal.

Maar dan is daar de scène dat Marlies Heuer haar man Gijsbrecht chanteert met haar anti-oorlogshouding. Ze argumenteert en smeekt, past de subliemste regels van de retorica toe. Ze speelt met zijn mes waarmee hij haar moet doden, de punt zet ze in haar hals, het bloed zal eruit vloeien. Op deze manier probeert ze hem ervan te overtuigen dat hij de gedoemde stad Amsterdam moet verlaten. Haar voorspellende droom geeft haar de overtuiging dat iedereen reddeloos is verloren; de priesters gedood, de Klaerissen verkracht. Deze scènes tussen Badeloch en Gijsbrecht, tussen Marlies Heuer en Mark Rietman, vormen het hoogtepunt van herneming. Het is opmerkelijk dat de stem van Marlies Heuer de verzen van Vondel moeiteloos en prachtig van dictie en toonzetting in de grote zaal van de Stadsschouwburg laat klinken. Heuer is afkomstig van de mimeopleiding, heeft geen klassiek geschoolde achtergrond en misschien juist daardoor weet ze soepel de rijmende alexandrijnen van de Gijsbrecht te reciteren. Ook haar bewegingstaal draagt ertoe bij dat Heuer schittert. En in haar ogen schuilt iets van lichte ironie. Hiermee omzeilt ze kundig het zwaarwichtige dat alle Gijsbrecht-personages aankleeft. En, op intrigerende wijze, weet ze de toeschouwer emotioneel te raken.

De nieuwe reien van Willem Jan Otten werden bij de allereerste première op 1 januari 2012 gezegd door Marisa van Eyle, in afwisseling met Fockeline Ouwerkerk. Fraai is Fockeline Ouwerkerk die in een van de laatste beelden, als slachtoffer van alle oorlogsgeweld, opkomt met verscheurde, bebloede jurk en haar verzen de juiste dramatiek geeft. Dan begrijp je als toeschouwer waarom Badeloch haar man dwong te vluchten, om zichzelf en hun kinderen in veiligheid te brengen. Zo verschrikkelijk is het dus, die oorlog met een religieuze twist als inzet. Feitelijk gaat het om het katholieke, laat-middeleeuwse Amsterdam in strijd met de protestantse vijanden. Nu zag ik, meer dan destijds, de inhoudelijke lijn die er loopt tussen Badelochs voorspellende droom en Ottens verzen. Zo zal elke reprise, mede dankzij een nieuwe of deels nieuwe bezetting, tot nieuwe en verrassende accenten leiden.

Foto: Leo van Velzen