Op elk militair ereveld liggen slachtoffers van wie de naam niet bekend is. Soldaten die niet geïdentificeerd konden worden. Hun naamloze graf vertelt ons: degene die hier ligt, moeten we eren, al kennen we zijn naam niet. Maar in Kapelle, in Zeeland, liggen soldaten van wie veel meer dan alleen de naam niet bekend is. Het hele feit dat er Marokkaanse jonge mannen waren die mee vochten met de geallieerden, is onbekend.

Theatercollectief Ayvu bestaat uit Marcos Valster Da Costa Ferreira en Mahfoud Mokaddem. Zij diepten het gegeven van de deelname van Marokkaanse soldaten aan de Tweede Wereldoorlog in Europa uit en maakten er een bescheiden, maar pakkende theatrale vertelling van voor iedereen vanaf een jaar of twaalf.

Bij binnenkomst maken de twee muziek. Valster Da Costa Ferreira, in een blauwwit voetbalshirt van Paysandu Sport Club uit zijn geboorteland Brazilië, speelt gitaar. Mokaddem, in een blauwwit voetbalshirt van Tanger in Marokko, speelt percussie op de munitiekist waarop hij zit. Hun vriendschap, vertellen ze gaandeweg het stuk, gaat terug tot hun jeugd in Dordrecht.

Op een militair ereveld in Kapelle ontdekken de twee tussen de graven met een wit kruis en die met een witte Davidsster ook graven met een halve maan. Hier liggen moslims. Wie zijn zij? Waarom liggen zij hier en waar vochten zij? De twee theatermakers gaan op onderzoek en zoals dat gaat bij creatieve geesten, levert dat een verhaal op. Zo stappen de twee hun verhaal in van twee jonge mannen uit het Atlasgebergte met een droom van een onafhankelijk Marokko. Mokaddem wordt Abdurahman, Valster Da Costa Ferreira wordt Khalid.

Als de Marokkanen meevechten in het Franse leger, krijgt Marokko na de oorlog de onafhankelijkheid. Daarom willen Khalid en Abdurahman gaan. Ze vechten in het Ardennenoffensief, maar worden opgepakt door de Duitsers en als krijgsgevangene ingezet voor de bouw van de Atlantikwall. Door Middelburg marcheren ze elke dag van en naar hun dwangarbeid. Kruideniersdochter Catharina geeft ze wat ze kan; een praatje, een broodje, wat jam. Als dank maakt Abdurahman voor haar een cadeau – dat tachtig jaar later in een particulier museum in een Kapelse schuur beland, waar het twee theatermakers triggert om twee naamloze soldaten een gezicht te geven.

Het woord gharib in de titel betekent vreemdeling. Maar in dat woord klinkt ook het woord door voor het westen, gharb. Deze soldaten zijn vreemdelingen in ‘het Westen’ (hoewel op de wereldkaart Marokko westelijker ligt dan West-Europa).

Zeker in het licht van de houding van de politieke macht in Nederland is Gharib een belangrijke vertelling die een groter publiek verdient. Het verhaal en de makers geven een belangrijk tegenwicht aan het kwalijke frame dat moslims niet zouden deugen (hoeveel moslims ken je eigenlijk?). Hoeveel jongeren zadel je met dat frame wel op met het gevoel er nooit bij te zullen horen?

Wat er werd gewonnen met die overwinning van alle geallieerden, inclusief de soldaten uit door het Westen gekoloniseerde landen, is het voorrecht om hier te leven in een democratie. Wat democratie betekent, dat bepalen we met ons allen, door te stemmen, door mee te doen. En dat doe je al door goed gebruik te maken van je recht op onderwijs, je demonstratierecht, je stemrecht. Democratie is niet de wet van de hardste schreeuwer. Democratie is telkens opnieuw de balans opmaken tussen het geschreeuw en het tegenwicht.

Deze bescheiden voorstelling maakt dat tegenwicht sterker.

Foto: Bart Grietens