‘Je volhardt in het ontkennen van de werkelijkheid!’, schreeuwt hij zijn moeder halverwege de voorstelling vol emotie toe. Om er geagiteerd aan toe te voegen hoe het leven van haar en van haar kinderen ‘een duivelse herhaling van mechanismen is’, een ‘onmogelijk te doorbreken cyclus’. Het zijn mooie observaties, die achteraf en in alle zorgvuldigheid geformuleerd zijn door Édouard Louis – maar geen zinnen die een scène lekker tot een conflict stuwen.

Édouard Louis debuteerde in 2014 met het autobiografische En finir avec Eddy Bellegueule, een rauwe schets van zijn jeugd als jonge homoseksueel in een gewelddadig en zeer homofoob Noord-Frans plattelandsdorpje nabij Amiens. Hij zette zichzelf daarmee meteen op de kaart als dé Franse sensatie van het moment. ‘Hij bezit het (sociologische) vermogen om uit te zoomen van zijn persoonlijke anekdotes’, schreef NRC destijds. Combats et métamorphoses d’une femme, waarin Louis de (veranderende) relatie tussen hem en zijn moeder ontleedt, is zijn meest recente roman, waarvan regisseur Ivo van Hove nog vóór de publicatie de opvoeringsrechten verwierf.

Dat vermogen om uit te zoomen is inderdaad een grote kwaliteit, die hij na zijn debuut voortdurend bevestigde. Elke zorgvuldig omschreven herinnering weet hij haarfijn in een breder perspectief te plaatsen, van context en betekenis te voorzien in een overstijgend geheel. Het maakt zijn literaire werk zonder uitzondering zeer de moeite waard.

Maar daarmee is dat werk nog niet per definitie geschikt voor toneel. Zeker als de makers Louis’ taal en structuur nagenoeg in stand houden, zoals het geval is bij de voorstelling Gevechten en metamorfosen van een vrouw, die afgelopen zaterdag in de Schuur in Haarlem in première ging. Want wat krijg je dan? Personages die voortdurend het hier en nu onderbreken om de situatie van duiding te voorzien, waardoor de toeschouwer zo’n beetje al het leuke werk wordt ontnomen. Als Majd Mardo – als Édouard Louis – constateert hoe de verwijdering tussen hem en zijn moeder (Marieke Heebink) hen uiteindelijk dichter bij elkaar bracht, of hoe de metamorfose van de een ook die van een ander in gang zet, denk je vooral: ‘Ja, ik stond net op het punt om dat zelf te constateren.’

Resultaat is een voorstelling zonder ook maar enige subtekst, met personages die voortdurend ook gedeeltelijk boven de situatie hangen. Dat reflectieve zorgt er ook voor dat je nergens het gevoel krijgt dat er echt iets op het spel staat – de energie bij Mardo en Heebink is dan ook vaak ver te zoeken. Zonder dat me duidelijk werd waarom, worden sommige frasen uit het boek door het moederpersonage vertelt en andere door de zoon, wat voor een statische, voorspelbare dynamiek zorgt. Dat wordt vervolgens afgewisseld met fragmenten waarin ze hun onderlinge (of interne) strijd dermate expliciet uitspelen, dat het vaak meteen vervalt in een hoop geschreeuw heen en weer. Wederom geldt: publiek hoeft zich tijdens deze voorstelling werkelijk geen enkele zorgen te maken om een misinterpretatie.

De voorstelling voltrekt zich vervolgens plichtmatig en weinig origineel. Scenograaf Jan Versweyveld plaatst de anekdote in een realistische, roestige keuken met een aantal referenties aan Wie heeft mijn vader vermoord, de andere theaterbewerking die Van Hove/Versweyveld maakten op basis van het werk van Louis: oude televisies als prominente blik op de (een) buitenwereld, een deur die vanzelf open en dicht gaat.

In die setting voert de moeder haar zo gehate huishoudroutine uit: van friet bakken tot stofzuigen. Eenmaal terug in de context van het arbeidersmilieu vallen beide personages terug in hun oude rollen, alsof ze worden gedwongen door hun omgeving. Mardo maakt zich klein, verstopt zich in de kast of tussen frituurpan en fornuis. Ronddolend door het huis van hun verleden, herbeleven de personages datzelfde verleden – maar de keuzes voor reflectie of reconstructie lijken willekeurig. Daardoor blijft uiteindelijk onduidelijk vanuit welk perspectief de personages hun verhaal aanvliegen.

De belangrijkste metamorfose is de afstand die de personages nemen van die gewelddadige context: als de moeder in navolging van haar zoon het plattelandsdorpje (en haar man) verruilt voor een leven in Parijs, rechten haar rug en schouders, is er die onwennige maar gelukkige glimlach. Het decor draait weg en maakt plaats voor een veel theatralere setting, waar veel meer mogelijk is, meer te spelen, en waardoor er eindelijk even lucht en leven in de voorstelling komt. Tegelijkertijd realiseer je je dat ook deze setting een variatie op de vorige is. Echt vrij en gelukkig zal ze misschien nooit worden.

Foto: Jan Versweyveld