Voor de locatievoorstelling Gevangenis Monologen sloegen schrijvers Christine Otten, Herman Koch en Manon Uphoff en twee ex-gedetineerden de handen ineen. Samen schreven ze een tekst rond de detentie-ervaringen van de laatste twee, opgevoerd in een voorstelling met sterke momenten in een wat wankel geheel.

Langs de lengte van de gymzaal van de Bijlmerbajes staan stoelen opgesteld voor het publiek. In het midden van de gymzaal staan op een rij drie sobere gevangenisbedden, elk met een nachtkastje en een stoel ernaast. Twee bedden zijn voor Arsen (Thomas Boer) en Wesley (Poal Cairo), karakters gebaseerd op de gelijknamige ex-gevangenen die meegewerkt hebben aan de voorstelling. Het derde bed is voor Gerard (Kenneth Herdigein), een Molukse man die in het detentieverhaal van de half-Molukse Wesley een vaderlijke rol vervult. In deze wereld loopt ook een cipier (Birgit Schuurman) in en uit, en komt Elina, de zus van Arsen (eveneens Birgit Schuurman), haar broer opzoeken.

In de Gevangenis Monologen wordt de vierde wand afwisselend opgetrokken en neergehaald: nu eens richt een karakter zich overduidelijk uitsluitend tot het publiek, dan weer slechts tot zichzelf of een andere gedetineerde. Op sommige momenten wordt het publiek in de gevangeniservaring betrokken, op andere momenten is er sprake van grote afstand tussen de gevangenen en het publiek. Het slaat op momenten nogal abrupt en onnatuurlijk om. Misschien komt het omdat de monologen door verschillende schrijvers zijn geschreven en omdat er hier en daar uit het niets overgeschakeld wordt op zang. Hoe dan ook: regisseur Kasper Kapteijn lijkt de voorstelling maar niet echt tot een samenhangend geheel te kunnen smeden.

Er wordt onder zijn regie wel ijzersterk geacteerd. Thomas Boer speelt een introverte Arsen, een Oezbeekse jongen die in de drugs- en vrouwenhandel verzeild is geraakt. Daartegenover zet Poal Cairo een licht ontvlambare, getormenteerde Wesley, die een gijzeling bij jeugdzorg op zijn geweten heeft. Met fysiek dreigend en tegelijkertijd uiterst kwetsbaar spel tilt hij zijn scènes naar een hoger niveau. Het spel van Kenneth Herdigein als Gerard heeft zowel op fysiek als tekstueel vlak een zekere lichtvoetigheid, terwijl onder de oppervlakte steeds een dreiging voelbaar blijft. Met name zijn scènes met Poal Cairo zijn erg indrukwekkend: de band tussen de twee gedetineerden is voelbaar warm.

Birgit Schuurman komt als cipier Cindy minder uit de verf, waarschijnlijk omdat haar rol ook vooral bestaat uit in- en uitlopen en het hier en daar uitspreken van wat platitudes (in de trant van ‘gedetineerden zijn ook mensen’). De actrice is in ieder geval een stuk beter in haar element in de rol van Arsens zus Elina. Hier overtuigt ze volledig als een naar zelfstandigheid snakkende vrouw die worstelt met de gespannen relatie met haar conservatieve broer: het ene moment staat ze zichtbaar wankel op haar benen, om zich het volgende moment weer zichtbaar te vermannen.

Wel jammer is dat de opvoeringslocatie weinig toevoegt. De ‘gevangenissfeer’ is onderweg naar de sportzaal even aanwezig, maar eenmaal in de zaal lijkt die te verdampen. Door het publiek in de lengte van de sportzaal te plaatsen en de acteurs over de gehele lengte te positioneren zijn de zichtlijnen ook niet altijd even goed: als publiek heb je eigenlijk maar op één gevangenisbed (en gevangene) echt goed zicht. Wel een toegevoegde waarde heeft het gitaarspel van Lorijn von Piekartz, die de voorstelling live muzikaal kracht bijzette.

Foto: Simone Gablan