De titel van hun voorstelling is krompraat van de bovenste plank.  En ironie natuurlijk ook. Een Joodse satiricus en een Syrische mannetjesputter die samen de problemen van het Midden-Oosten in een kleine drie kwartier naar de schroothoop brengen?

Ze werden vrienden via een kennis uit het toneel, ene Hamlet uit Denemarken. Leggen we hier niet uit, dat doen zij namelijk al. De ene is Arabier uit Syrië. Hierheen gevlucht ver voordat zijn landgenoten de hand tegen hun wrede president ophieven. Over die vlucht maakte hij eerder een stille, erg mooie voorstelling. Nu volgt hij de Syrische opstand op afstand. En maakt toneel over waar zijn warme hart van over loopt. De ander is Jood. Hij heeft een oma met een lange en bloeddoordrenkte geschiedenis en nog meer familie vol verhalen in Israël. Toneel met zijn eigen vertellingen maakt hij hier. En dat doet hij al een poos.

George Elias Tobal heet de Arabier. Eran Ben-Michaël de Jood. Omdat ze samen een poos in een broek met drie pijpen hebben gerepeteerd (leggen we hier ook niet uit, doen zij veel beter) ontdekten ze hun beider besnijdenis. Dat schept een band. Twee toneelspelers uit twee volkeren met een kloof ertussen van één broekspijp breed en een bloedband van een paar centimeter voorhuid lang. Daar moeten we maar eens iets over maken. Vinden ze. En als ze dan toch bezig zijn, dan ook maar meteen een paar wereldproblemen omvormen tot wereldvrede. Voor minder doen ze het niet.

Hun op de aankomende Parades, Boulevards & Fringes gemonteerde voorstelling George & Eran lossen wereldvrede op begint als los uit de pols en goedlachs, scherp geschreven en geïmproviseerd pingpongtoneel, geregisseerd (door Celil Toksöz van Rast) als een klaterende bergbeek zo blijmakend. Tobal is als toneelspeler een nog in de erts-aders fonkelende diamant die met rauwe scherts, satire en ander snoepgoed uit het steen wordt gebeiteld. Mooi zweterig werkmanstoneel speelt die jongen. Ben-Michaël is listig in zijn spel, vilein met een fonkellach, genietend van zijn mefistofelische humor. En man, wat hebben ze een innemend plezier met zijn tweëen! En gul zijn ze ook, in het ons daarin ruimschoots te laten delen!

De titel van de voorstelling is tevens haar mededeling, zowel in het materiaal als in de vorm. Want op het moment dat ze hun vriendschap kamerbreed (of tentbreed, u ziet maar wat u het leukste vindt) hebben uitgevent, komen de knellende vragen, de schrijnende vooroordelen en het stapelen van wederzijds leed. Kortom, al die dingen die het vinden van de wereldvrede op de schroothopen van pijn & verdriet zo onmetelijk lastig maken. De monologen die ze elkaar, buitengewoon gedurfd en ongemeen én gemeend moedig en pijnlijk toebijten en in elkaars trommelvliezen kerven, liegen er niet om. En die monologen tonen ook al werkende weg aan, dat juist dat terugkerend stapelen, dat eindeloos herhalen van die leed-litanieën, het naar elkaar luisteren zo gruwelijk in de weg zit. De wereldvrede huist misschien ergens in de zachte krachten die wonen tussen de regels van de waarheid.

Het is prachtig en, het zij nogmaals gezegd, moedig dat die twee goddelijk mooi toneelspelende jongens ons met die harde mededeling na drie kwartier weer weg sturen. Terug naar het vaak iets te harde gelach in de frivole gelagkamers van de Parades, Boulevards en Fringes. In in elk geval heeft hun noeste werk een mooie en gedenkwaardige voorstelling opgeleverd!

[sterren toegekend door de redactie]