Een schier eindeloos applaus doorsneden door één duidelijk hoorbaar ‘boeoeoe!’: dat was de oogst na de première in het Schauspielhaus Bochum van Freitag op zaterdag 15 februari, een nieuwe Duitse regie door Eric de Vroedt van de klassieker van Hugo Claus.

Al tijdens de voorstelling had een viertal toeschouwers heel nadrukkelijk en luidruchtig de zaal verlaten. Juist met die mengeling van verontwaardiging en enthousiasme toonde De Vroedt zich na afloop zeer ingenomen. ‘In Duitsland hoort dat erbij,’ zei hij. ‘Nederlanders meten een voorstelling af aan vragen als: was het leuk, spannend, ontroerend. Duitsers kijken veel strenger, meer met een moralistische blik: deugt het wel wat hier wordt verteld?’

Freitag biedt volop stof tot moraliseren. Hugo Claus’ Vrijdag uit 1969 draait om Georges Vermeersch, die weer thuiskomt na een gevangenisstraf te hebben uitgezeten omdat hij seks heeft gehad met zijn toen nog minderjarige dochter Christiane. Zijn vrouw Jeanne blijkt inmiddels een kind te hebben van Erik, de buurman en tevens Georges’ beste vriend. Wat betreft de stevigheid van het aanbod kan het Duitse theater zich ruimschoots meten met de Duitse keuken. Maar incest is een zeldzaam thema in het Duitstalige toneel, vertelt de Bochumse intendant Anselm Weber tijdens de afterparty. ‘Niet iedereen kan aanvaarden dat we het hier aan de orde stellen.’

Bochum mag dan een tamelijk bescheiden industriestad zijn met een dikke 300.000 inwoners, het plaatselijke Schauspielhaus behoort wel tot de smaakmakers in Duitsland. Grootheden als Peter Zadek (1971-1975), Claus Peymann (1979-1986) en Matthias Hartmann (2000-2005) waren er intendant. Voor de laatste twee bleek Bochum een opstap naar de artistieke leiding van het Weense Burgtheater, hét podium in het Duitse taalgebied. Maar hun opvolger Weber rust niet op deze rijke lauweren. Hij haalt niet-Duitse makers naar Bochum om de traditie van zijn theater en ensemble nieuwe impulsen te geven. Zo regisseerde Paul Koek daar Voltaires Candide (2010), Tsjechovs Drei Schwestern (2011) en Moby Dick – Das Konzert (2013). De laatste twee producties maakte Koek in Bochum samen met dramaturg Paul Slangen en zijn Veenfabriek. Zij waren het die Weber wezen op Eric de Vroedt, die in 2013 al Mightysociety – Die Restposten maakte in het nabije Schauspielhaus Dortmund.

‘Mijn acteurs en ik werken graag met Nederlandse makers omdat hun aanpak zo anders is,’ vertelt Weber. Het grote verschil is het repertoirekarakter van theaters als dat in Bochum. De spelers van het huisensemble staan vrijwel voortdurend in meerdere producties tegelijkertijd, waarover zij dagelijks hun tijd en aandacht moeten verdelen. Je wekenlang opsluiten met je acteurs en samen met hen aan één stuk werken, zoals De Vroedt het liefste doet, is in de Duitse stadstheaters eenvoudig niet mogelijk. Aan Freitag kon hij meestal twee keer tweeëneenhalf uur per dag met hen werken, een compromis dat voor beide partijen goed bleek te voldoen.

In Nederland zou De Vroedt nooit aan Vrijdag zijn begonnen, vertelde hij. ‘Bij ons is het al zo vaak en zo goed gedaan, onder meer door Johan Simons. Maar in Duitsland is het stuk nog vrijwel onbekend.’ De vertaling vormde een van de grote uitdagingen. Het origineel is geschreven in een fraaie literaire variant van wat op de lezer aanvankelijk overkomt als Vlaamse arbeiderstaal. In feite staat de tekst bol van woorden en uitdrukkingen die door Claus zijn verzonnen. Zo laat hij Georges door Jeanne en Erik een ‘hertefretter’ noemen. Het lijkt zoiets te betekenen als: iemand die zijn eigen hart opvreet, een binnenvetter, een tobber. Helemaal zeker is dat niet, want vóór 1969 lijkt dit woord niet in het Vlaams te hebben bestaan. Voor Freitag hield vertaalster Rosemarie Still het veiligheidshalve op ‘Herzfresser’. ‘Haar eerste versie volgde de tekst van Claus heel nauwkeurig, maar was gesteld in zuiver Hochdeutsch,’ vertelde De Vroedt zaterdag. ‘Gezamenlijk hebben we de vertaling volkser gemaakt.’

Net als de taal zweven de vier personages ergens tussen de straat en de hoge kunst. In Vrijdag bespeelt Claus zijn publiek met een stroom aan ambiguïteiten. De titel verwijst zowel naar de vrij- of paardag, de ‘dag van Venus’ uit de klassieke oudheid, als naar wat de christenen ervan maakten: de dag van de doem. Aan het begin lijkt Georges ten prooi aan rancune en verbittering. Hij bedreigt zowel de baby van Erik en Jeanne als de vader van dat kind met zijn knipmes. Maar echt steken doet hij niet, en aan het einde doorbreekt hij de patstelling tussen Jeanne, Erik en hemzelf met een verrassend en verzoenend initiatief.

Zelfs de incest blijkt niet zo klip en klaar te liggen. Claus toont Christiane als een volleerde verleidster, in menig opzicht volwassener dan haar vader – geen wonder dat zijn stuk in 1969 groot opzien baarde. Die visie houdt het ook actueel, nu wij ons zoveel moralistischer en meer veroordelend opstellen tegenover incestplegers en andere seksuele delinquenten dan wij veertig jaar geleden deden.

Voor Freitag verplaatste De Vroedt de handeling naar het Duitsland van de jaren negentig, vlak na de val van de Muur. Het ingenieuze decor – twee wanden met vierkante ramen die zich openen als een muil en dan de aanpalende appartementen van Erik en Georges vrijgeven – doet denken aan de lelijke, maar solide en comfortabele woongebouwen die Duitse steden als Bochum domineren. ‘Je ziet ze nooit nagebouwd op een Duits toneel,’ vertelde De Vroedt. ‘Ik wilde de Duitsers eindelijk eens hun eigen huis als decor voorschotelen.’

Freitag is geheel ontdaan van de vele religieuze vingerwijzingen uit het origineel. De incestscène, een flashback van Georges, brengt De Vroedt als een video, geprojecteerd op de gesloten wanden van het decor. Bij hem is Christiane geen moderne heilige, die haar eenzame en ongelukkige vader wil troosten door het met hem te doen. In de Freitag-video zijn vader en dochter eerder boezemvrienden en geestverwanten, die in hun verbondenheid en vertrouwdheid onverhoeds één stap te ver gaan.

De Vroedt maakte van Claus’ ingenieuze meesterwerk een moderne rollercoaster, spannend, geestig, ontroerend en beschouwelijk tegelijk, en verluchtigd met de slapstick-accenten die we kennen uit zijn Mightysociety-reeks, zoals drie spelers die precies synchroon nippen aan hun glas wijn. Zijn acteurs haalden voor hem alles uit hun welgevulde Duitse gereedschapskist. Raiko Küster als Erik maakte op mij de meeste indruk, maar Jürgen Hartmann als Georges, Kristina Peters als Christiane en Bettina Engelhardt als Jeanne zijn ook heel goed. Peters’ Christiane verschijnt pas helemaal aan het eind in levenden lijve op het toneel, net nadat Georges het problematische verleden zo elegant denkt te hebben afgesloten. Zwijgend en ongezien door de anderen, als de vrouwtjesolifant die zich nooit meer uit de kamer zal laten verjagen.

Het is een meesterlijk slot aan een dito bewerking. Hugo Claus schurkt zich ongetwijfeld tevreden in zijn graf.

Foto Hans Jürgen Landes