De stad als een bonte verzameling van mensen en verhalen heeft al veel kunstenaars geïnspireerd. In zowel literatuur (Perec, Fernández Mallo), toneel (FC Bergman), zeventiende-eeuwse poppenkasten (Rijksmuseum, Frans Hals Museum),  films (Vertov, De wilde stad) en beeldende kunst (Vareilles). Voor deze voorstelling combineert Conny Janssen voor het eerst video met dans en muziek rondom dit gegeven. Als het doek opgaat, kijkt het publiek met de dansers mee naar een gefilmde projectie van Rotterdam, grootstad aan het water, op de achtergrond geprojecteerd over de hele breedte van het toneel.

Dit is een van de voorbeelden waarbij de projectie in deze voorstelling bestaat uit opnames van concrete locaties. Op andere momenten zijn verlichte vensters in een hoogbouwflat te zien, of een tocht door een tunnelachtige ruimte met pilaren aan weerszijden, een symmetrisch gespiegeld interieur of het donkere water in een Rotterdamse haven. Sterk is het moment dat achter de gedanste scène een projectie te zien is van voorbijrazende metrorijtuigen. Bij andere scènes vertoont de projectie abstractere beelden: geometrische figuurtjes in verschillende kleuren die oplichten op een donkere ondergrond, als een geanimeerd schilderij van Klee of Kandinsky. Later functioneert de projectie als een heftige lichtbron waartegen de dansers in silhouet te zien zijn. Soms is er alleen een regelmatig patroon van kleine lichtjes op de achtergrond te zien.

In deze omgeving zijn afwisselend soli en groepsscènes geplaatst, met centraal in de voorstelling een drietal duetten. De soli concentreren zich rondom een individu: een zwangere vrouw maakt zich zorgen, een vrouw die over de vloer kruipt met haar vierkante kruk, op zoek naar de juiste plek, een man die op de grond zit en de wereld gadeslaat die aan hem voorbijtrekt. We krijgen verspreid over de hele voorstelling gedanste fragmenten van hun levens te zien met heel soms een korte interactie.

De duetten worden uitvoeriger ten tonele gevoerd: een mooi gestileerd conflict (gevecht) tussen twee mannen wordt gevolgd door een duet door twee via hun vlechten met elkaar verbonden vrouwen, die pogingen doen zich te bevrijden van deze opgelegde dwang. Een derde duet van een koppel tegen de projectie van verlichte vensters in de nacht, suggereert een verhouding die misschien op zijn eind loopt.

Deze scènes worden gescheiden door situaties waarin het hele ensemble optreedt. Het dozijn dansers steekt regelmatig collectief de hele breedte van het toneel over. Soms lijkt dit te verwijzen naar het straatbeeld in de grootstad waar mensen die elkaar niet kennen hun best doen om geen contact te maken, soms ook lijkt de oversteek eerder te verwijzen naar het levenspad dat elk individu op zijn eigen manier moet aflopen en waar iedereen zijn eigen obstakels tegenkomt.

De finale wordt intiem en sober ingezet met de diepe alt van Nina Simone terwijl één enkele danser voor de stadsprojectie staat. Gaandeweg wordt er een nieuw beeld opgebouwd: één voor één komen de andere dansers ook op toneel, het profiel van Rotterdam uit het begin van de voorstelling keert terug en de muziek zwelt aan tot een climax die echter eerder als larmoyant gekenschetst kan worden, omdat de voorgaande scènes die niet afdwingen.

Er zitten beslist mooie momenten in deze choreografie, maar toch lijkt een belofte niet ingelost te worden. Het wordt over het algemeen niet voelbaar met welke blik of vanuit welk perspectief deze verzameling individuen door de choreograaf benaderd wordt. Er zit enig mededogen in de manier waarop de vrouw met de kruk zich voortbeweegt, en zelfs een tikje humor, misschien is er enige ironie te proeven in het duet van de gevlochten zusters, het gevecht tussen de twee mannen lijkt met enige kritische afstand vormgegeven, maar erg dwingend wil die blik of dat perspectief verder niet worden. Met name de soli missen soms smaak en hadden wel wat extra peper of suiker kunnen bevatten om meer impact te hebben.

Dwingend aanwezig is het projectiescherm wel. Niet alle manieren waarop het ingezet is, overtuigen. Met name de concrete uit de werkelijkheid ontleende beelden blijven beperkt in hun werking, die beelden overstijgen zichzelf niet en slaan de choreografie soms dood, waar de abstracte beelden wel degelijk erin slagen hun eigen taal spreken en een zelfstandig element toe te voegen.

Foto: Andreas Terlaak