‘We zijn hier tijdelijk. De aarde draait steeds langzamer, maar onze wereld draait steeds sneller. De tijd is opgejaagd wild.’ Dit is een mooie tekst om de voorstelling (for the time being) (ja, tussen haakjes en met kleine letter) van Schweigman& en Slagwerk Den Haag te typeren.

De voorstelling maakt onderdeel uit van het Theaterfestival Boulevard in Den Bosch en gaat nog tot ver in december op tournee, ook langs reguliere theaters. Maar in Den Bosch bevinden we ons op een naamloos bedrijventerrein. In een loods betreden we een met zwarte gordijnen afgeschermde ruimte. De acteurs staan er verstard als wassen beelden, hier en daar geplaatst naast een sculptuur van dichtgevouwen verhuisdozen.

Er is geen tribune, de toeschouwers dwalen rond tussen de dertien spelers. Opeens, als op afspraak, rennen ze rond en schieten razendsnel tussen de mensen door, soms kleine botsingen veroorzakend. Dan staan ze weer stil en creëren bizarre figuren tussen het ‘gewone’ publiek. Een danser annex speler vertrekt haar mond, de ander knielt, een derde strekt een arm en kijkt star in de verte. Slagwerk Den Haag zwijgt nog. Het pulserende ritme van stilstand en beweging, van explosieve kracht en innerlijke rust heeft iets van een hartenklop. De tijd is een zwart gat, dat zal de betekenis zijn. En wij, toeschouwers en dansers, bevinden ons er middenin. De tijd is niet zozeer opgejaagd, als wel de dansers. Zij zijn als opgejaagd wild.

Niet alle toeschouwers lijken even gecharmeerd van het geren om hen heen. En regisseur Boukje Schweigman gaat nog een stap verder door de spelers een toeschouwer te laten optillen, hem van een colbertjasje te ontdoen en dat met de achterkant aan de voorzijde te dragen. Een andere speler sleept een toeschouwer aan de mouwen van een trui voort. Sommige bezoekers stellen deze interactie wel op prijs. Het wekt de nodige hilariteit.

Het wordt iets spannender als de spelers in de zwarte ruimte alleen de plekken kunnen innemen waar licht schijnt, ontworpen door Theun Mosk. Dan worden ze teruggedrongen op een klein vierkant of een smalle streep en kronkelen ze daar langs elkaar. Dat geeft een mooi beeld: de ruimte krimpt in elkaar. maar in tegenstelling tot eerder werk van Schweigman, zoals het fascinerende Wiek (2009), mist (for the time being) de esthetiek en ook de glanzende perfectie.

In het derde deel vouwen spelers de verhuisdozen in elkaar en plots ontstaat er een muur van dozen, acht hoog, een cirkel rondom het publiek. Ondertussen komt Slagwerk Den Haag ook flink los  met geheimzinnig gedempte klanken en ritmische composities. Er glijdt een schijnsel langs de dozen dat door de openingen binnendringt. Dat is meesterlijk. Ondertussen zijn de spelers stiekem weggeglipt uit het bouwwerk. Zacht geritsel duidt op beweging, en ja, de dozen komen dichterbij, het publiek raakt steeds meer ingesloten. Het vervolg zal ik niet prijsgeven, dat zou jammer zijn en de betovering van het slot verbreken.

Al met al is (for the time being) niet de belangwekkende voorstelling die verwacht kan worden van Schweigman&. De innerlijke eenheid is nogal verbrokkeld. Het slotdeel is het meest indrukwekkend, maar de onderdelen die erheen leiden missen zeggingskracht. Bewegingstheater en publieksparticipatie gaan nu eenmaal slecht samen. Dat is er ook niet de bedoeling van. Wel is er een spectaculair moment als het lijkt of een van de spelers op de grond valt, keihard, alsof hij gewond is. Dat geeft schrik. En spanning. Een voorstelling als deze heeft sterk met de appreciatie door het publiek te maken: stel je het op prijs dat acteurs de professionele afstand doorbreken of juist niet? Ik ben een sterk voorstander van die distantie.

Foto: Jochem Jurgens