‘Het is niet dat ik geen hokjes heb, ik ben een heel gebouw.’ Zo klinkt het op driekwart van Fok me hokje, een ‘voorstelling over gender en seksuele oriëntatie’ die probeert ook meer te zijn dan dat.Want natuurlijk is het niet zo dat identiteit alleen daaruit bestaat. De voorstelling is nadrukkelijk meer dan een opsomming van verhalen vol angst, onbegrip, uitsluiting en moeizaam uit de kast komen en gemaakt op basis van teksten van zestien jongeren uit het GSA Netwerk en Amsterdam Oost.

Meteen al aan het begin zetten Dionisio Matias, Diederik Kreike en Smita James de maskers af, letterlijk. Want zo’n dansje met dierenmaskers op is een beetje raar, toch? Gelijk volgt een razendsnel lesje door een professor genderstudies, die echter voortdurend gecorrigeerd wordt. Nee, een transgender man is geen vrouw die zich een man voelt, maar is een man, al vanaf de geboorte. De woordgrapjes in dit deel zijn wat flauw (intersekse – ‘bedoel je internetseks?’ en genderpoli – ‘je bedoelt genderpolitie?’) en spelen vooral in op het perspectief en de kennis van cisgenders en wat door hen als de norm wordt gezien.

Dat die norm niet alleen velen uitsluit, maar ook helemaal niet zo natuurlijk is, komt aan bod in een vermakelijk biologielesje over het gebrek aan hokjes bij onder andere pinguïns, reuzenslakken, giraffen, olifanten en de Australische hagedis. De boodschap is duidelijk: alles is in de natuur alom aanwezig en eigenlijk leidt alleen heteroseks tot veel agressie. Sommige voorbeelden zijn echter wat ongelukkig gekozen. Wat moeten we met de informatie dat olifantenmannetjes oefenen op andere mannetjes omdat de vagina van het vrouwtje zo moeilijk is? Of dat sommige Australische wetenschappers vrezen dat door klimaatverandering alle vrouwtjes veranderen in mannetjes? Wetenschappelijk helemaal onderbouwd of juist puur verzinsel, deze voorbeelden bevestigen juist de norm.

Sterker is de daaropvolgende scène. Omdat trans mensen niet ‘verkleed’ zijn, spelen de drie acteurs hen niet, maar lezen ze hun teksten voor. Daarbij worden zij ook geïntroduceerd door wat evenzeer hun identiteit bepaalt, zoals houden van gamen en graag kijken naar natuurdocumentaires. De boodschap van het slot is helder: we moeten minder snel iedereen in een hokje plaatsen, maar zoals honden, wie we niet kennen eerst eens voorzichtig besnuffelen. ‘Het is wat jij over hen denkt dat je angstig maakt, die angst zit in jou.’

Mounir Samuel zag een besloten try-out van Fok me hokje als een work-in-progress en schreef daar kritisch over in Theaterkrant Magazine. ‘In plaats van een voorstelling te maken waarin allerlei genders en liefdes als vanzelfsprekend ‘zijn’, wordt er een educatieve voorstelling gemaakt die zich primair richt op het onbegrip en ongemak van de cisgender heteroseksuele scholier (of toeschouwer) en wordt hun zienswijze als uitgangspunt genomen. Hierdoor worden schadelijke stigma’s over gender en geaardheid onbewust gereproduceerd.’

Ik heb die try-out niet gezien, maar duidelijk is dat de makers een deel van de teksten hebben aangepast. En, zo benadrukt regisseur Gable Roelofsen ook tijdens het nagesprek bij deze première in de pride week: Fok me hokje is nog altijd een work-in-progress en constant aan verandering onderhevig. Door covid was die première meerdere malen uitgesteld en de voorstelling is ook pas eenmaal op een school gespeeld.

Is Fok me hokje een educatieve voorstelling? Voor een deel van de doelgroep: ongetwijfeld. Maar tegelijkertijd laat de voorstelling op energieke wijze zien dat allerlei genders en liefdes inderdaad vanzelfsprekend zijn. Is voor dat besef nog een lange weg te gaan? Dat ook. Daarom verdient Fok me hokje een lange tournee, vooral langs middelbare scholen. Door de inbreng van de jongeren wordt vrijwel constant precies de juiste taal gebruikt, zeker voor een lastig te bereiken doelgroep. Een doelgroep die niet zit te wachten op keurig afgeronde scènes, elke nuance wil vatten, maar hier wél vanaf de eerste seconde gegrepen wordt en drie kwartier lang niet meer wordt losgelaten. En na afloop hopelijk denkt: fok me hokje!

Foto: Robert van der Ree