Misschien was de Westerkerk de schuld. Met z’n kleine en volgestouwde ruimte kon die onmogelijk een ervaring opwekken van bros eiland in de eindeloze zee. Met de kansel als middelpunt van het concert dan nog: je kan er wel zielen tot inkeer brengen, maar met vervoerende muziek valt zoiets moeilijk te rijmen.

De hele opstelling was jammerlijk uitgewerkt, en de sfeer van oneindigheid (oneindig koud, desolaat, eenzaam, zuiver) sprong er nergens uit. Was de nacht al gevallen, hadden we tenminste niet het gevoel gekregen van een duister pretpark in de drukte van de haven – blauwe en paarse spots draaiden heen en weer. Bovendien misten de artiesten zelf podiumervaring en -vastheid. Tenminste om de nummers aaneen te knopen en de stemming te laten gedijen, want de muziek zelf was helder en intens. En zoals ze met z’n allen heen en weer wiegden zag je bij de muzikanten wél de trance ontstaan.

Winterdagen (zo heet de groep echt) telt zes muzikanten (ik telde er acht op de vloer), en ze maken minimal music. Toetsenist en pianist Mink Steekelenburg bracht ze samen, en door Oerol werden ze voor 2018 uitgenodigd om speciaal op Terschelling nieuw werk te componeren. Dat deden ze tijdens een residentie in maart, bij drie graden onder nul. Muziek voortgesproten dus uit hun aanraking met de kou en de leegte van het eiland in de winter. Helemaal gepast.

De artiesten kwamen van verre horizonten en van vlakbij (Asker uit Denemarken, Julius uit Ijsland, Bart van Rotterdam). Elke muzikant schreef zijn eigen muziek, maar Steekelenburg gaf aan wat de sfeer moest zijn. Ze werkten in lagen, en af en toe bedachten ze de basis met een aantal muzikanten samen. Met gitaren en drumstellen, zang, elektirsche piano’s en synthesizers, één viool, veel laptops en  midi-controllers, componeerden ze muziek met een sterk melancholische kleur. Vooral met de piano werkte dat erg goed. Noten als witte, kristallen sneeuwvlokjes. Ook field recording kwam eraan te pas. Het publiek kreeg finaal iets te horen van het proces dat ze op het eiland doormaakten. Overigens: wat Faorlon betekent heb ik niet kunnen terugvinden…

Bedoeling was om het collectief bij de performance middenin de kerk te zetten met de toeschouwers eromheen. Op schermen zouden bij de muziek beelden geprojecteerd worden van het landschap, in vogelvlucht en inzoomend. Verstilde, mystieke en mistige beelden, dat was het idee. Maar het publiek werd op deze vrijdag akelig dicht in aan elkaar vastgehaakte stoelen geprangd, in de ene halve lengte van de kerk, en keek naar twee oversizede tv-schermen, links en rechts van de preekstoel. Van ruimte was er geen gevoel, laat staan van een transcendente ervaring. Allicht had één heel groot scherm beter gewerkt, of twee, of helemaal rondom rond, maar in elk geval groot en immersief. Of waarom hadden ze de etage van het orgel niet ingenomen? Dan hadden we het geluid van hogeruit kunnen ervaren, en in ons opkijken meteen al een zweem van sublimatie gevoeld.

Ook wat geprojecteerd werd stelde teleur: het waren beelden zonder verbeelding. In een weids landschap werd ingezoomd op een helrode bierbak met lege flessen, waarnaast een man met gesloten ogen. Dood? Nee, toch niet: hij werd wakker met een kater, leek het. (Mag ik me iets anders voorstellen bij Terschelling in de winter?) Ook de beelden van een muzikant in zwempak door de vrieskou stappend, of van twee van hen in close-up (even later bleek: op een brommetje) leidden me niet in bekoring  – of had ik te veel hang naar de zeehondjes die op de overzetboot een film over de Wadden aankondigden?  (Wad komt in oktober 2018 uit).

Aan de muziek zal het niet gelegen hebben. Gelukkig bestaat er Spotify waar je opnieuw kan horen hoe de kou bij Winterdagen klinkt. Ik herkende kleuren van Eleni KaraIndrou’s Music for film, en tussendoor strepen van William Basinski’s The desintegration loops. Minimal music heeft een heel specifieke sound. De nummers hadden best langer mogen doorgaan, om de sfeer er nog dieper in te laten sijpelen. En soms spraken de synthesisers mij meer over hangen in een hippe lounge met een cocktail dan over verloren lopen in de weidsheid. Maar wie ben ik om als theatrrecensent muziek te bekritiseren?

Een voorstel: geef Winterdagen een nieuwe kans, een groter scherm, een echte nacht, een cameraman die wat te vertellen heeft, een enscenering die de muziek tot z’n recht laat komen. Want de muziek stond er, nu de opvoering nog.