Marc-Marie Huijbregts balanceert in al zijn voorstellingen op scheidslijnen. Tussen kind en volwassen, kunst en kitsch, tussen emoties en bombast, knus en ongemakkelijk, lachen en huilen, brutaal en verlegen. Tussen waarheid en fantasie, overgave en controle, vrijheid en eenzaamheid, Tilburg en Amsterdam, tussen liefde en…, nee, dat niet dus. Géén haat. Nóóit. Maar wel altijd oprechtheid en de durf om tijdens een avond enkele malen verpletterend kwetsbaar te zijn.

Florissant heet het programma waarmee hij dit en volgend seizoen in de grotere zalen van Nederland staat. Ook het publiek, dat hem meent te kennen van De wereld draait door en van rollen in komische tv-series als ’t Schaep met de vijf poten, zal soms het gevoel krijgen op diezelfde scheidslijnen te balanceren. Spannend, maar vallen doe je niet. Het is Huijbregts zelf die het steeds knap in evenwicht houdt.

Momenten van kippenvel en spelden die je hoort vallen zijn prima, maar het moet niet te gek worden. Want dan volgt direct een verhaal of een anekdote waardoor een daverende lach door de zaal kan rollen. Hij klapt uit de school over tv-persoonlijkheden, zijn familie met alle tantes vormt weer een dankbare bron. Hij deelt de mensheid in absurde categorieën in, vertelt over zijn brief aan Barbara Streisand, zijn stemrol in de film Nijntje en zijn weekje in een klooster waar hij niet mocht praten. En hij geeft een paar sluitende verklaringen voor het feit dat hij homo is ‘geworden’.

In zo’n aanstekelijke sfeer van hilariteit weet Huijbregts moeiteloos de rode draad van Florissant overeind te houden: de dood en de angst alleen achter te blijven. Hij zet de zaak meteen bij opkomst op scherp met Ich hab’ im Traum geweinet van Robert Schumann, begeleid door Nettie Krull. Die voor vier muzikale momenten netjes de hele avond achter haar vleugel blijft zitten. Het waarom van deze zware opening komt in schokjes: de recente dood van zijn vader, een behoorlijke drinker, en de bijna verlammende angst dat zijn man hem ooit eens zou willen verlaten.

Angst die hij met  Jacques Brels Laat me niet alleen laat horen, bijna een cliché om met dat lied verlatingsangst te verwoorden. Maar zijn soms fluisterende vertolking dendert binnen.

Wie te cynisch voor dergelijk cabaret is, brengt het misschien onder in de categorie ‘navelstaren’ of ‘psychotherapie’. Nou, wie weet is het slot van Florissant voor Huijbregts elke avond ook wel een bevrijdend moment. Als hij met falsetstem Summertime uit Porgy and Bess zingt. Dat is een opgestoken middelvinger naar zijn vader en diens verbod op ‘zingen met een hoge stem’.

Huijbregts gaat verder dan vertellen, hij wil het allemaal délen. Er is geen theatermaker die zo goed, losjes en vrolijk met de zaal kan communiceren als hij. Contact maken zit in zijn natuur. Hij knoopt gesprekken aan en krijgt vaak wat hij wil: echte antwoorden. Van mensen die zich op hun gemak voelen. Het is de oogst van alle energie, warmte en interesse die Huijbregts zelf zaait.