Ze rennen voor hun leven. Onder hun voeten razen vierkante witte blokken voorbij. Springend van blok naar blok proberen de dansers zich staande te houden. Vallen doen ze niet, omdat het technische geweld enkel de illusie wekt van blokken waarop ze staan. In Flirt with Reality van Another Kind of Blue onderzoekt choreograaf David Middendorp de relatie tussen mens en technologie in vier verschillende choreografieën.

Middendorp maakte in America’s Got Talent in 2014 furore met zijn werk. Hij laat zijn dansers in imaginaire, met videotechnologie gecreëerde werelden bewegen. Met een dubbele projectie op een groot scherm op het podium, zien we de dansers op de voorgrond bewegen, waarbij hun bewegingen van bovenaf gefilmd worden. Dat wordt weer op een projectie van bijvoorbeeld wolken waar ze doorheen vallen of een woeste zee waarop ze proberen te overleven geplakt.

Het levert gelikte driedimensionale beelden op in de stukken Flyland in a Room, Blue Journey en As It Appears. Inhoudelijk blijven het helaas dunne verhaaltjes over de zoektocht naar liefde en identiteit, die niet ontsnappen aan de clichés en ook in bewegingstaal binnen het gekende idioom blijven hangen.

Middendorp weet dan ook vooral te verrassen in de vernieuwende vormen waarin hij mens en technologie verbindt. Het meest fascinerend is Airman, een duet tussen een danser en zestien drones. De animalistisch bewegende danser brengt, wanneer hij zijn armen opheft, ook vier kleine, blauw oplichtende drones omhoog. Wanneer de zoemende apparaatjes alle zestien in de lucht hangen boven het lichaam van de danser, bewegen ze mee op het ritme van zijn armen. Of is het andersom? Want wie dirigeert wie?

Middendorp werpt met deze choreografie interessante vragen op over in hoeverre technologie ons leven beheerst. Tegelijkertijd duurt dit stuk zo kort dat hij die vragen niet verder uitwerkt in de choreografie, en blijft dit vooral een boeiend vormexperiment.

In Game Engine is een grote rol weggelegd voor percussionist Niti Ranjan Biswas, die de Indiase tabla bespeelt. Op een steeds versnellend ritme bouwen de dansers blok voor blok een halfhoge muur om Biswas heen, alsof ze zo de voortdurende klanken denken te kunnen stoppen. Dat werkt niet; een rollende camera draait om de blokken heen en projecteert deze op de vloer waarop de dansers staan. Op het projectiescherm achter hen zien we hen van bovenaf, als hamsters in een rad, rennen om het moordende tempo bij te houden.

Dramaturgisch gezien is dit laatste stuk het meest ontwikkeld. Toch blijft Middendorps werk vooral een boeiend vormexperiment, dat inhoudelijk en qua bewegingsidioom achterblijft.

Foto: Rob Hogeslag