De setting doet haast absurd aan. De bejaardenflat in betonhoogbouw die als locatie dient voor Flat van het jonge Utrechtse gezelschap Als De Beren Komen staat bijna helemaal leeg. Als ook de laatste bewoners hier weggaan wordt het pand neergehaald en vervangen door nieuwbouw. Intussen wonen hier nog enkele ouderen en vanuit studentenhuisvesting een aantal jonge starters. Maar de gangen zijn al donker met lichte plekken op de wand waar ooit schilderijtjes hingen. De liefde van een thuis, die vind je hier niet meer.

In deze woonwoestenij laat Als De Beren Komen hoog op de twaalfde verdieping een jong stel leven dat zich bij elke hobbel in de relatie afvraagt of ze er wel goed aan doen om zich zo met elkaar te verbinden. Om het daarna tussen zachte dekbedden weer eindeloos goed te maken. Op acht woont een stel van middelbare leeftijd dat hier van de schuldsanering mag proberen de oprukkende donkerte in hun levens een halt toe te roepen. Hun wereld wordt steeds kleiner. En op vier woont de oude weduwe die ’s nachts bij de liftdeuren danst met het kind dat ze nooit kreeg.

De flat is een dorp, een stad, een universum dat toch functioneert, ondanks het verval, de donkere lucht om het gebouw en de dreigende afbraak. Als onkruid weren de bewoners zich tegen alles wat hen tegenwerkt en hun levens raken onnadrukkelijk vervlochten dankzij die plek waar ze bij elkaar hun levens opbouwen, uitzitten, of proberen op de rails te krijgen.

Schrijver Koen Caris, het TheaterTeksttalent van het Prins Bernhard Cultuurfonds 2017, plaatst alle drie de verhalen ook daadwerkelijk in de flat. De weduwe (Ineke Swanevelt) is allemachtig blij met zoveel bezoek en belangstelling voor haar verhaal. Ze toont ons haar mooie man op een foto in een zilveren lijstje. Alle vijf de acteurs spelen met veel gevoel voor nabijheid en timing in de zeer intieme setting van hun woonkamers.

Met dat gegeven van de woonkamer hebben vormgevers Eva Arends en Tim Vermeulen iets bijzonders gedaan. Het lijkt of je in het openluchtmuseum bent bij de weduwe, of bij je oma uiteraard, met het schaaltje fruit, de fotoalbums, de kleedjes overal en de vitrage. Ook bij het jonge stel (Alex van Bergen en Malou van Sluis) overheerst realisme: de chaos heerst in de gevoelsruimte tussen die twee, net zo goed als in de ruimte waarin ze proberen samen te wonen. Wat hier opvalt is dat met zwarte muurverf op de lange wand en een deel van het plafond een veilig hol voor het publiek is geschapen. Deze spelers negeren ons dan ook, de vierde wand is hier intact, al lopen wij er dwars doorheen.

Bij het failliete ondernemersstel heeft het zwart een andere, goed werkende rol. Die arme meneer en mevrouw Moermans (José Kuijpers en Ruurt De Maesschalck) zitten daar in hun keurige kleren opgewekt te keuvelen, elkaar na te praten en elkaars zinnen af te maken, alsof alles heel normaal is. Maar kijk eens goed. Ze zitten gevangen in een cirkel van normaliteit, alsof ze met een verhoorlamp zijn vastgepind op de bank in een hoek van de kamer. Behalve de cirkel om hen heen is alles hier gitzwart. Zodra ze opstaan van hun tweezitter vallen ze in het eindeloze niets, in een afwezigheid van licht en kleur. Zoals wanneer zij overweegt een tijdschrift te kopen, de munten in haar zak, en toch twijfelt, want het is veel geld. Ze keert ontdaan terug naar huis, net nog wat eenzamer dan eerst, en weet niet of ze huilen moet of lachen om zoveel wrangheid.

Zo neemt Flat gaandeweg een slimme wending. De basis van elk verhaal is eigenlijk keurig realistisch qua verhaallijn, spel of aankleding. Maar dankzij een doordachte regie van Kuijpers en De Maesschalck grijpen de levens van de personages in elkaar, wat hun twijfels onverwachts een ferme zwengel geeft. Daarna slaat elk verhaal, en zijn verteller, uit het lood. Dankzij de nood die ze aan elkaar hebben om zich normaal te voelen en dankzij de locatie en de vormgeving verschuift dat realisme telkens en klauwt het verhaal naar iets in onszelf als kijkers. Zo’n verlaten flat. Je wilt er niet wonen, maar de weg er naartoe kan schrikbarend kort zijn. Elke keuze kan een stap in die richting zijn.

Foto: Moon Saris