Terwijl de straten in Amsterdam zich vulden met klimaatmarcheerders ging in de Nationale Opera & Ballet het doek open voor György Kurtågs opera Fin de partie. Een bizarre speling van het lot, want Kurtågs opera is gebaseerd op Samuel Becketts gelijknamige invloedrijke toneelstuk over het einde der tijden, het ‘ecogeddon’, de finale van de menselijke beschaving of de permanente catastrofe. Hoe actueel kan opera zijn.

Kurtågs opera kun je gerust zelf ook als een permanente catastrofe omschrijven. De Hongaarse componist, een van de boegbeelden van de 20ste eeuwse muziek, ontving de opdracht namelijk al in 1980. Hij bleef echter decennia lang vechten met de noten. Een bijna-première bij De Nederlandse Opera flopte omdat de componist zijn werk op het laatste moment terugtrok. Uiteindelijk beleefde het, in een regie van Pierre Audi, onlangs in Milaan de wereldpremière en nu was de beurt aan Amsterdam. Een Nederlandse première dus, die gerust in de annalen van de muziekgeschiedenis kan worden bijgeschreven. Het lijkt immers zeer onwaarschijnlijk dat Kurtåg ooit nog een opera zal schrijven. Al was het alleen al omdat de componist inmiddels tweeënnegentig jaar oud is.

Kurtåg staat geboekstaafd als de meester van de muzikale miniatuur. Hij is de hofleverancier van het muzikaal minimalisme. Zijn eigenzinnige hedendaagse oeuvre wortelt in dat van Bartok, Alban Berg en Beethoven. Elke noot is tot de kale essentie teruggebracht. Met bijna niets weet Kurtåg de innerlijke gemoedstoestanden en emotionele conflicten van de hoofdpersonen (Hamm en Cloy) uit Becketts tekst (vooral bekend als Endgame) hoorbaar te maken. Zijn muziek kent een genadeloze directheid en ondanks de minimalistische aanpak beschikt beschikt Kurtåg over een enorm palet aan klankkleuren.

Zijn Fin de partie is een waar muzikaal meesterwerk. Het is een doorwrocht mengsel van ijle harmonieën, (soms) slavische ritmiek, geritsel, gekras, geklop en bloedstollende erupties van de koperblazers. Het is een uitermate theatraal partituur waarin alles, tot in de fijnste details, op zijn plek valt. Een partituur die door Markus Stenz en het Radio Filharmonisch Orkest met een bewonderenswaardige souplesse en trefzekerheid werd uitgevoerd.

Het moet een drama zijn om dit werk, waarin elke handeling ontbreekt en er twee uur lang eigenlijk slechts sprake is van gezongen monologen, te ensceneren. Pierre Audi is daar wonderwel in geslaagd. Het gehele toneelbeeld en regieconcept benadrukken vooral de eenzaamheid en ingeslotenheid van de personages. Het is een behoorlijk deprimerend boeltje daar op het podium. Tegelijk weet Audi ook raad met Becketts cynische absurdisme. De twee hoofdpersonages zitten voor een huis en kijken in het grote niets. De twee ouders wonen, als mythische fantasiefiguren, in een prullenbak. Zo speelt Audi een vernuftig spel met fantasie en werkelijkheid. Met de wereld binnen en buiten het hoofd van de personages.

Lof ook voor de kleine solistencast die vocaal en theatraal grootse prestaties leverde. Er werd niet alleen buitenwoon overtuigend gezongen en geacteerd door Frode Olsen (Hamm), Leigh Melrose (Clov), Hilary Summers (Nell) en Leonardo Cortellazi (Nagg). Dankzij de perfecte timing won deze enscenering ook enorm aan kracht en was er alle ruimte voor interactie tussen Kurtags theatrale partituur en het gebeuren op het podium. Het enige minpunt blijft de ondoorgrondelijkheid van het libretto, maar daar kan Audi, noch Stenz, noch Kurtåg iets aan doen. Dat euvel komt vooral voor rekening van de soms ondoorgrondelijke Samuel Beckett.

Foto: Ruth Walz