Het moest er eens van komen dat Danny Ronaldo en Lotte van den Berg iets samen zouden maken. Al een aantal jaren koesterden ze plannen. Hij, de commediant (met twee m’s, als eerbetoon aan de Commedia dell’arte) van verstild circus dat circuskunsten en theater wil versmelten, en zij dé theatermaakster van theater van de verstilling. Het resultaat is een aandoenlijk schouwspel, een solovoorstelling van een clown die geen clown wil zijn maar het toch is, niet anders kan, die worstelt met zijn verleden en toekomst.

Beiden dragen, zoals elke artiest, het succes uit het verleden steeds met zich mee bij een nieuwe productie. Dat kan beangstigen. Lotte van den Berg is de dochter van de vermaarde poppenspeler Jozef van den Berg en dat verleden speelt mee in haar theaterwerk. Danny Ronaldo is de zesde generatie in het familiecircus en gaf samen met zijn broer de schwung aan het nouveau cirque. Bij Circus Ronaldo komen circuskunsten en theater tot een symbiose, waardoor er in de vorige decennia zeer beeldende, poëtische voorstellingen zijn gemaakt met een existentiële diepgang,vaak melancholisch en met heel veel humor. Ondertussen is het genre circus (zonder dieren) booming. Bij zeer veel gezelschappen is er geen sprake meer van een mengeling tussen circus en theater, maar telt nog alleen het spektakel van bijzondere fysieke vaardigheden en technieken. Circus als (top)sportevenement.

Circus Ronaldo is echter in zijn producties trouw gebleven aan de gelaagdheid die van theater kan uitgaan. Kan dat in deze tijd nog? Wil Ronaldo überhaupt zelf nog verder gaan? Klampt hij zich vast aan traditie? Wil hij loslaten? Kan hij dat? Het verlies van het oude verontrust, de toekomst beangstigt. Daar staat hij dan, deze keer helemaal in zijn eentje. In de piste. Zijn familieleden liggen begraven onder het zaagsel, met een kruis en typische attributen erbovenop: een hoge hoed voor de directeur, een paar ballen voor de jongleur, een bloesje en een vaasje bloemen op het graf van de ballerina. Voor haar voelde hij veel liefde, zo laat hij zien, en hij laat duidelijk zijn minachting blijken voor de trapezist die naast haar ligt.

In zijn uppie staat hij midden tussen de graven, in zijn blauw stalmeesterkostuum, Hij roept ‘no spettacolo‘, jaagt het publiek weg. Maar dat blijft zitten, ondanks zijn pogingen in een jabbertalk van verbasterd Italiaans. Hij is boos, op de graven om hem heen, op het publiek, op zichzelf, op zijn treurnis om zijn geliefde, om zijn falen in zichzelf. En toch. Fidelis Fortibus: trouw aan de dapperen. Wordt het een trouw, een eeuwig trouw blijven aan de familie, aan het verleden? Of niet? Wordt het een trouw aan hen die overleven, aan hen die verder willen gaan? Het ziet ernaar uit dat hij die weg wil bewandelen, zeker zodra hij merkt dat het publiek zijn simpele kunstjes weet te waarderen. De tuba, de bombardon, de trompet, de trom die als een zerkattribuut staan opgesteld, beginnen uit zichzelf te spelen. Een roffeltje in de trom, een diepe zucht komt uit de tuba. (Mooi is hier hoe elk instrument uit zichzelf klinkt, volgens een techniek van Tony Decap, en in een compositie van David Van Keer).

Applaus als er iets lukt. Hij geniet ervan. Gelach als iets mislukt. Hard én warm. Zijn blik is droef, maar het gevoel dat hij het publiek kan vermaken, lijkt hem best wel plezierig te stemmen. Hij jongleert, hij brengt een doorzaagact, hij danst als een ballerina op het koord, laat een rat een kunstje plegen. Dat gaat allemaal stuntelig voorspelbaar, als een Tommy Cooper, maar o zo hartverwarmend, en ook vaak surreëel en hilarisch. Sorry, ik kan niet anders, lijkt hij te zeggen over zijn pogingen om goocheltrucjes nieuw leven in te blazen.

Boven in de nok hangt een trapeze. Danny Ronaldo oogst geen applaus als trapezist in de nok, maar schittert door de evenwichtsact om tot die trapeze te geraken. Met vallen en opstaan, zonder touwladder, met wat stoelen, een stok. Even wordt het te erg, hij stort zich op het graf van de ballerina, slaat balorig om zich heen, gaat mokken tegen het tentzeil, bij gebrek aan een hoek, keert terug, slaat als een opgefokte matador de boel om zich heen aan stukken. Al die brokken, al die kruisen, al die resten uit het verleden stapelt hij op een hoop en met hulp van het publiek takelt hij alles de nok in, en laat een warm lichtje schijnen. Gelaagd, verbeeldend, verstild circus, hét kan.

Foto: Benny De Grove