Performancekunstenaar Ivo Dimchev tart maar al te graag de grenzen van het systeem waarvan hij zelf deel uitmaakt. Dat doet hij meestal met een onnavolgbaar allure en veel cynisme. Met Fest toont hij wat zich afspeelt voor en na een van zijn voorstellingen. De theaterbusiness als pornoindustrie, het is op het randje. 

Op het podium een groot wit verhoogd plateau, op een stoel een vrouw in formeel eenvoudig kostuum, beige blouse, zwarte smalle rok. Voor haar Ivo Dimchev in spijkerbroek, gympen en loshangende hoodie. Hij staat er quasi-beteuterd bij, als een schooljongen die voor de klas geroepen is. Dimchev, die hier zichzelf speelt, probeert een deal te maken met een Deens festival in Kopenhagen, een stad waar hij nog niet eerder speelde. Iets wat vast klopt. We bevinden ons in een merkwaardige dialoog tussen een koele festivalprogrammeur en een kunstenaar. Een waarin de kunstenaar de macht probeert te grijpen – en het lijkt te werken.

Met zijn hoofd duikt de kunstenaar in de schaamdelen van de vrouw, dankzij de hoofdmicrofoon zijn we getuigen van de hoorbare orale activiteit. Met behulp van zijn vingers in haar vagina komen de twee uitstekend uit de financiële onderhandelingen. Drie vingers, dat is drieduizend euro, enige logica is er wel. Goed, dat was deel één. Verrassend jazeker, van Dimchev kun je alles verwachten. Deel twee confronteert de kunstenaar met een masochistische technicus, die het, als onderste aan de ladder, de kunstenaar moeilijk maakt. Een blow-job tegen wil en dank is het gevolg. Voor alle duidelijkheid, die wordt buitengewoon technisch uitgevoerd – en dat is een kunst.

Theatermaker Dimchev zet zichzelf neer te midden van de clichématige verhoudingen in zijn theaterpraktijk. Hongerig slooft hij zich uit voor de plek waar hij nog niet gespeeld heeft, hongerig is ook de programmeur naar de voorstellingen van de even irritante als interessante kunstenaar. Ze moet iets met hem, gezien zijn populariteit, maar ze weet ook hoe ‘lastig’ hij is. ‘Ik ben niet altijd kunstenaar,’ prevelt Dimchev ‘autobiografisch’ tussen de bedrijven door. Een kunstenaar heeft een hoerenbaan, het is gewoon hard werken. En dat geldt blijkbaar voor alle partijen, want in het tweede deel zet Dimchev alle personages, ook de programmeur, in repetitieve stuiptrekkende bewegingen op het toneel, zodat de onderhandeling met de technicus een ware uitputtingsslag wordt.

In deel drie voert Dimchev een scène op met hemzelf en een recensente, een soort van nagesprek dat uiteraard ook weer uit de hand loopt. Het bloed dat over Dimchevs gezicht rolt verwijst naar de scheermessneden uit zijn solo Some faves, maar ook naar het bloed, zweet en tranen (en het sperma) die de performance in Kopenhagen kost. In Fest gaat Dimchev aan de haal met de verhoudingen in zijn sector. Het is een gimmick op het randje van nonsens. Een commerciële trigger is het ook, want elk hip festival – Something Raw, ImPulse Tanz (zelf overigens producent) – wil wel zo’n late night, zelfs in Kopenhagen. Wel doet dit openlijk schmieren met de sector afbreuk aan eerder werk. Wat kunnen we van Dimchev verwachten na Fest en zijn voorlaatste voorstelling P project, waarin hij zijn publiek, veelal bestaande uit kunstenaars, provoceerde door toeschouwers te betalen voor door hem bedachte acties op het toneel?

Foto: Maximilian Pramatarov