Je moet ervan houden, van een taal die geen grenzen kent. Een taal die heen en weer schiet tussen Guido Gazelle en plat-Antwerps en Gents. Een taal die bol staat van de meest wonderlijke termen en constructies, een taal waarin de woorden over elkaar buitelen, elkaar opzoeken en in de staart bijten. Een taal waarin een neologisme als ‘keineig’ zich verstaat met een magistraal uitgeroepen ‘lust for life’.

Zo’n taal heeft de Vlaamse kunstenaar Pjeero Roobjee geschreven in zijn bewerking van Faust. En hij heeft er de ondertitel bijgevoegd ‘ofte Krakeling beneden de louteringsberg’. Zet uw fantasie maar aan de gang. Ik doe er nog een voorbeeld bij: ‘Mefisto kruipt naar zijn kevie naast het hellevuur. Hij spalkt zijn ogen wijder dan wagenwijd en zijn gevorkte schelpen van puntige oren vangen het zachte gedruis op waarmede Gretchens voetjes door de nacht nader tot ons schuifelen.’

Roobjee schreef de tekst op verzoek van Jan Decleir en Koen de Sutter die drie jaar geleden veel succes hadden met Onder het Melkwoud, uitgebracht in het Zeeland Nazomer Festival. Nu werkt het tweetal onder de hoede van Theater Zuidpool uit Antwerpen. En wat maken ze er weer een toneelspelersfeest van. Decleir is Faust, De Sutter speelt alle overige rollen, Mefisto, Gretchen, Helena. Het toneelbeeld is eenvoudig: een plankier, een schommel, een ijzeren buis en een enorm schaapachtig object wat geen enkele functie kijkt te hebben, behalve dat de hele voorstellig door een druppel water op zijn kop uiteenspat.

Gelukkig zijn er ook geen microfoons. Dit is ouderwets toneelspelen, de zaal bij de hand nemen en met alle mogelijkheden die de stem en het lichaam bieden een verhaal vertellen. Een klassiek verhaal, dat op deze wijze nieuwe glans krijgt en de toeschouwer glashelder voorhoudt dat een pact met de duivel, de zucht naar roem en rijkdom, gedoemd is te mislukken.

Faust sterft wel, maar hij veroudert nooit. Na afloop zei mijn oude schoolmaat Adriaan van Dis dat de voorstelling zeer aan hem was besteed. Het is als een rap, voegde hij eraan toe. Dat is sterk, zei ik terug, dat is nou precies het laatste woord dat ik achterin het tekstboekje heb opgeschreven.

(foto: Raymond Mallentjer)