‘Who wants to hear the story of when father left us?’ Drie zussen zitten opgesloten in een donkere kelder, wachtend op de terugkeer van hun vader, die, zoals hij heeft beloofd, een big black horse voor ze mee zal nemen. In de tussentijd is er een kast vol blikjes tonijn, een laptop waarop een stemopname van hun vader te horen is, en zijn er regels. Zoals: be happy. Of: listen to your sister Sonja, she’s the eldest. En misschien wel de belangrijkste: never even think of going outside.

Father, Father. Father! won verschillende prijzen in Zuid-Afrika, voordat het dit jaar door het Amsterdam Fringe Festival naar Amsterdam werd gehaald. De voorstelling is een gitzwarte, absurdistische schets van een volstrekt verknipte gezinssituatie. Met hysterische, veelal frontaal gespeelde uitvergrotingen geven de spelers in korte scènes de gevangenis waarin ze zitten weer. En die is niet alleen fysiek, ook mentaal zitten ze vast: in bizarre patronen en denkbeelden houden ze elkaar in de greep.

Het begint allemaal met een veel te krampachtige volmaaktheid. Vader is weg, maar komt vast snel terug en in de tussentijd rooien deze lieftallige zussen het gedrieën. Ze lezen elkaar voor, halen herinneringen op, eten een blikje tonijn en lachen gelukkig in de camera die op het podium staat, en die ze gebruiken om met hun vader te spreken. Dat een video-opname uitsluitend eenrichtingsverkeer is kan ze daar niet van weerhouden.

De façade waarin de drie leven is snel duidelijk, maar wat daaronder zit is fascinerend schrijnend. Oudste zus Sonja ontpopt zich als een angstaanjagende dictator, die tussen een glimlach en een lieflijke blik haar zussen neersabelt: opgekropte woede en frustratie nemen gaandeweg steeds meer de overhand.

Father, Father. Father! gaat naarmate de voorstelling vordert steeds meer over angst (voor het onbekende, in de breedste zin van het woord), dan over de kwelling van de opsluiting. De terugkeer van vader is wat Moskou voor Tjechovs drie gezusters is: een utopisch verlangen waar ze reikhalzend naar uitkijken, maar dat met het verlopen van de tijd steeds verder van hen verwijderd ligt. De spelers bedienen zich van een prachtig vervreemdende theatertaal, die – zonder aan betekenis in te boeten – soms prachtig de concreetheid durft los te laten.

Het spel van Joni Barnard, Rachael Neary en Roberto Pombo, waarbij laastgenoemde als enige jongen een hell of a sister neerzet, is vaak vooral een choreografie. Het stramien waarin ze vastzitten zit niet alleen in de taal, ook in strak geoefende bewegingen: het eten van de tonijn, de dansjes voor vader.

Of en hoe deze markante zussen de stap buitenshuis gaan wagen, moet u zelf gaan zien. De voorstelling is tot en met vrijdag nog te zien in Perdu.

Foto: Annelies Verhelst