Suzanne Grotenhuis ontwierp een stuk over een kind dat gekneld raakt tussen vechtscheidende ouders. Veel van de tekst heb ik niet kunnen volgen omdat de schoolkinderen vooral getriggerd werden door hyperkinetische wezens die proberen te balanceren op een openbarstend decor, en daar luidruchtig op reageerden. Het stuk laat duidelijk zien welke angstbeelden een echtscheiding bij een kind kan aanrichten.

Een kraakwit decor, met een grote barst in de achterwand en op de vloer. Uit een gaatje in de vloer komt gele rook. Het kind (Gina Beuk) spreekt rechtstreeks tot het jonge publiek, ze stelt vragen, en vertelt dat ze geprobeerd heeft dat gat dicht te plakken. Bij steeds meer rook reageert het publiek even heftig als het kind, zeker als ze uitroept dat het stinkt! Hilariteit is verzekerd als ze suggereert dat iemand uit het jonge publiek een scheet heeft gelaten. Of de juffrouw van een klas.

De rook uit het gat is de visualisering van de beginnende problemen tussen de mama (Aminata Demba) en de papa (Jonas Leemans) die over het hoofd van het kind ruziën. De ouders hebben opgevulde schouders, zien er uit als figuren die uit een of andere maffe actiefilm zijn weggelopen. Ze ratelen, ze roepen, schelden elkaar voor verrot uit, maar menig scheldwoord gaat verloren omdat het publiek meer geïnteresseerd is in wat er op de scène te zien is dan te horen.

Uit het gat komen een soort wormen, daarna barst de vloer een beetje open, armdelen en dikke benen kronkelen rond om dan weer te verdwijnen. Even later kruipt een groot zwart plastic uit het gat, blaast zich als het ware zelf op. Het publiek joelt, wil het kind waarschuwen met ‘Daar! Daar! Achter u!’

Monsterachtige wezens in allerlei maten en vormen kruipen uit de vloer, grijpen naar het kind, sleuren haar mee het gat in, gelukkig kan ze zich bevrijden. Het is soms best wel eng, die monsters die de angsten van het kind visualiseren, maar meestal is het gewoon leuk. Wezens op roze en gele benen die er uitzien als mislukte pannenkoeken of samengebonden frietzakken. Hun slapstickachtig spel maakt het wel grappig, en bijwijlen hilarisch.

De monsters worden steeds grotesker en verdubbelen zich. Het zijn de nachtmerries waaruit het kind zich probeert te bevrijden. Vijf wezens in blauwe balletjurken en met gezichtsloze maskers en pruiken dansen dreigend een rondedans rond het kind. De tetterende ouders verdubbelen. Twee op elkaar lijkende wezens (Ferre Vuye en Mitch Van Landeghem) spelen hen overdreven na. Het kibbelen wordt schreeuwen en tieren, en gaat over in duwen en vechten en elkaar aan de pruikharen trekken. De kleurrijke en maffe kostuums (van Nikè Moens) maken het dolle spel nog kolderieker.

Regisseur Suze Milius heeft er een krachtig visueel spektakel van gemaakt, dat zo sterk bij de kinderen aanslaat dat het moeilijk is nog iets van de tekst (van Suzanne Grotenhuis en Rebekka de Wit) op te vangen. Het geeft wel goed de situatie weer waarin kinderen van vechtscheidende ouders zich bevinden. Alles gebeurt boven hun hoofden. Veel wordt er gezegd, weinig dringt door. De boze tonen zorgen voor bangmakende beelden. De splitsing tussen de ouders wordt nog sterker als het decor openbarst, en de vloer tot twee verticale wanden opensplijt en de ouders aan elke kant bengelen. Het is een overdaad aan beelden.

Naar het einde komt er wat rust, als het kind in het midden alleen staat, en twee piepschuimen figuren haar kunnen omhelzen. Maar of dat na al die spektakelprikkels nog overkomt bij het publiek, weet ik niet. Ik zag de voorstelling met een publiek van 6+. Dat had veel plezier en kon best wel genieten van de spannende enge dromen die werden verbeeld. Of kinderen van 4 die humor ook al door hebben, betwijfel ik.

Foto: Illias Teirlinck