‘Al mijn films hebben te maken met mijn eigen angsten’, heeft filmmaker Michael Haneke weleens gezegd. Dat dit ook voor Ingmar Bergman gold, is geen vergezochte veronderstelling. Thema’s als de dood, seksualiteit en de vrouwelijke psyche vinden we overal door het oeuvre van de Zweedse cineast terug. Zo ook in het filmscenario dat de basis vormt voor Liliane Brakema’s Face to Face.

Het verhaal laat zich in een enkele zin vatten: een psychiater verliest haar verstand. Wat voor demonen of trauma’s daar precies aan ten grondslag liggen wordt niet uitgespeld. Maar cruciaal voor het begrip van haar inzinking is dat we inzicht krijgen in de relaties, of eigenlijk negaties daarvan, die ze tot de mensen rond zich heeft. Haar man die naar Amerika is, haar ouders die zijn gestorven, haar belangrijkste patiënt Maria die zich ‘verstopt’ in haar gekte. Die laatste is de enige die haar buiten haar context ziet. ‘Jij bent onwerkelijk’, zegt ze.

Al wanneer we de zaal binnenlopen zien we hoe de personages zich over het speelvlak bewegen, in lijnen die hen altijd langs elkaar en nooit bij elkaar brengen. En dan is er de psychiater Jenny zelf, constant haar gezicht betastend alsof het een masker is waarvan de naden moeten worden weggestreken. Terwijl ze zo snakt naar iemand die juist dat masker doorbreekt en binnendringt. Dat wordt in de film benadrukt in een controversieel moment waarin Jenny aan dat verlangen wil toegeven, maar haar lichaam zich afsluit. De verbeelding van die scène in deze enscenering doet afbreuk aan die paradox.

Daartegenover staat een prachtig moment ergens halverwege de voorstelling wanneer Jenny besluit er een einde aan te maken. In een simpele en juist daardoor kwetsbare dans leest ze een afscheidsbrief voor, terwijl schuim uit het plafond dwarrelt dat zich als een baljurk rond haar drapeert en tegelijk de morbide associatie oproept van schuimbekken. Het lijkt het beginpunt van een meer surreële en visuele fase in de voorstelling. Iets waar de geestestoestand van Jenny de ruimte voor biedt. Maar helaas treedt Brakema de echt diepe duisternis van dat geplaagde onderbewuste niet tegemoet.

Ansikte mot ansikte is een van Bergmans onbekendere films, maar vooral is het ook een van zijn meest ongrijpbare, met een scenario dat vreemde stappen maakt en soms bijna verstrikt raakt in tegenstrijdigheden. Wat de film overeind houdt is de intensiteit van de beelden die Bergman rechtstreeks uit zijn angsten lijkt te hebben opgelepeld en Liv Ullman die, zoals Roger Ebert in zijn recensie van de film schreef, ‘schijnbaar directere toegang heeft tot Bergmans werkelijke thema’s dan hij zelf’.

Ondanks een aantal sterke en overtuigende scènes, ontbreekt het deze voorstelling aan precies die grip op de thematiek en het scenario. Onvoldoende weet Brakema het naar haar hand te zetten. De bewust wat geaffecteerde vorm in zowel spel als het toneelbeeld geven de enscenering daarbij een soort lichtheid die slecht samengaat met Bergman. Een essentie van Bergmans werk zit in die jongen die opmerkt dat hij zo bang is voor de dood dat hij overweegt suïcide te plegen. Uiteraard ben ik, als Bergman-fan, tot op zekere hoogte bevooroordeeld, maar voor mij is die persoonlijke confrontatie met de eigen doodsangst cruciaal voor zijn werk. En juist die confrontatie miste ik hier.

Foto: Robert van der Ree