Na het boek Traumnovelle van Arthur Schnitzler uit 1925, kwam er in 1999 de film Eyes Wide Shut van Stanley Kubrick. En dan is er nu de theaterbewerking van Jibbe Willems. Hij legt zijn eigen accenten en actualiseert het verhaal. Het hoofdpersonage, de getrouwde dokter, geraakt, nadat zijn vrouw hem haar seksueel geladen fantasieën heeft verteld, in verwarring. Hij ondergaat simultaan angst én opwinding om vreemd te gaan. Een identiteitscrisis volgt, met een innerlijke drang om het onbekende en de andere te ontdekken, maar tegelijk met een existentiële angst voor dat vreemde, de vreemdeling, de eros, de dood. Het stuk begint met een deftig ogend carnavalsfeest, dat de aanzet is tot een zelfreflectie, die voor de dokter uitgroeit tot een gevecht met zichzelf en met zijn controleverlies.

Negentig jaar geleden schreef de Weense arts Arthur Schnitzler Traumnovelle, over hoe mensen kunnen omgaan met seksuele fantasieën en de daarbij gepaard gaande verdringing en onderdrukking. (Dat boek heette eerst Doppelnovelle, een verwijzing naar twee manieren om onderbewuste drijfveren te hanteren). Zijn stadsgenoot Sigmund Freud maakte toen furore met zijn psychoanalytische theorieën over lusten en driften. Traumnovelle is een boek waarin een vrouw en een man (dokter) erotische fantasieën hebben. De vrouw vertelt haar man over een dagdroom die ze heeft gehad toen ze op vakantie een mooie Deen zag. Licht in de war gebracht door de verhalen van zijn vrouw dwaalt de man rond in nachtelijk Wenen en belandt op een geheimzinnig seksfeest buiten de stad. Als hij thuiskomt, hoort hij zijn vrouw uitzinnig lachen. Ze vertelt haar nachtmerrie, vol seks en geweld. Dromen (van de vrouw) en werkelijke odyssee (van de man) gaan in het boek samen op. Gelouterd zijn op het einde man en vrouw.

Het boek is eigenlijk ook een verhuld pleidooi voor het huwelijk. Je mag zeker wilde fantasieën hebben over erotiek, over vreemdgaan, maar hoed je voor ongeremde driften en daaruit vloeiende gevaren. Bespreek dat met je partner. Vertel elkaar daarover, daardoor houd je je huwelijk in stand. Laat de burgerlijkheid met zijn normen en waarden zegevieren op natuurlijke instincten. In de film van Kubrick is dat pleidooi voor het huwelijk al minder, maar beklemt de dreigende spanning die de fantasiebeelden en de fantasierijke werkelijkheid oproepen.

De theaterversie volgt de meeste verhaallijnen en personages uit boek en film, en kent in een regie van Servé Hermans ook bijzondere scènebeelden. Verstilde dansende, chique verklede koppels roepen een spanning op, plexiglaswanden schuiven over de scène, markeren op die manier locaties, maar willen vooral de grens tussen fantasie en werkelijkheid doorzichtig maken. Er zijn de honderden theelichtjes die opzij van het toneel worden aangestoken en die dan op tafels het podium worden opgedragen. Het wordt de plek van het geheimzinnige seksfeest waar de dokter is binnengedrongen. In een monoloog beschrijft het hoofdpersonage wat er allemaal voor zijn ogen gebeurt en hoe hij zich daarbij voelt, op de scène is er weinig van al dat orgiastisch fraais te beleven. Een paar gemaskerde meisjes zwaaien er in bikini knullig met hun armen. Suggestief?

Andere scènes prikkelen gelukkig dan weer meer de verbeelding. Het hoertje dat in een pelsmantel haar lijf aanbiedt. Een dode patiënt die verkleed en met een masker op op zijn sterfbed ligt, de tableaux vivants van verklede personages bij muzikale momenten. Die beelden willen wel een ‘duister carnaval’ oproepen, zoals de ondertitel van het stuk van Jibbe Willems luidt, maar dat beoogde doel wordt in scènes en spel te weinig bereikt. Klassieke muziekintermezzo’s (Mozart, Bach, Liszt, Händel) klinken live gezongen (Lies Verholle) en gespeeld (Elisabeth De Loore, Bendix Dethleffsen en Florin Mantale) heel mooi en zorgen voor ritmische rust, de jazz swingt lekker, zo ook de balkanmuziek die een schimmenstoet achter de plexiwand begeleidt, er zijn de verschillende variaties van ‘Sweet Dreams’, maar het spel en de enscenering blijven te vaak hangen in een braaf carnavaleske sfeer. Het theaterstuk in zijn geheel mist gewaagdheid, er ontbreekt een dionysische ongeremdheid die het oorspronkelijke carnaval zou moeten kenmerken: het in de voorlente wakker worden van zinnen en zinnelijkheid, en aan die lusten voor een keer eens – onherkenbaar verkleed en gemaskerd – mogen toegeven.

Beau Schneider als dokter zit goed in de dialogen, maar mist in zijn vertelmonologen net dat beetje extra dat de onderhuidse verwarring en spanning in zich hebben. Joke Emmers als zijn vrouw zit op de juiste golflengte. Haar lachen in haar nachtmerrie gaat door merg en been. En dan heb je heel veel nevenpersonages. Alleen Stijn Vervoort weet van de pianist en vrije artiest een geloofwaardig archetype te maken, ook Hans Trentelman overtuigt als Servische handelaar, maar de rest – grotesk bedoeld wellicht – wordt karikaturaal neer gezet, tot het ergerlijke toe.

Achteraf lees ik de tekst van Willems nog eens door, en denk ik, dat met deze diepgaande, klank- en woordrijke, en zeer plastische tekst meer gedaan had kunnen worden.

Foto: Ben van Duin