De voorstelling Exótica herdenkt vier vooruitstrevende choreografen uit de vorige eeuw die geen plek kregen in de danscanon. Wat was hun bijdrage en hoe kunnen we hen opnieuw een podium geven, die vragen stelt de Mexicaans-Chileense choreograaf Amanda Piña in haar documentaire performance boordevol re-enactements en rituelen.

Het ruikt naar opal in de zaal. Rond het podium dat nog niet verlicht is beweegt een aantal performers, die de geur richting publiek verspreidt. In de hoek, op de grens van podium en publiekstribune, zijn aan weerszijden twee bescheiden altaren ingericht vol met kleine objecten en een foto. Als het toneellicht aanschiet, verschijnt Amanda Piña. In een introductie licht ze haar onderzoeksproject toe om ons vervolgens mee te nemen in een geleide fantasie naar onze eigen voorouders. De oefening neemt ons vooral mee naar het principe van de avond, een rituele performance die wonden heelt.

Wat volgt, is een reeks choreografieën waarin het werk van vier kunstenaars uit de danswereld wordt herdacht: La Sarabia, een Mexicaanse oudtante van Piña, Nyota Inyoka, een uit India afkomstige dansvernieuwer, de Senegalees François (Féral) Benga en de in Constantinopel (Istanbul) geboren Koerdische Leila Bederkhan. Van hun werk zien we re-enactments, voornamelijk geput uit historisch fotomateriaal. Tekenend zijn de bijzondere outfits en objecten waarmee wordt gedanst. Begint de reeks choreografieën aanvankelijk sober met solowerk waarin vooral de sierlijke bewegingen van armen en handen leiden (Nyota Inyoka), gaandeweg de performance wordt het werk uitbundiger in dynamische en ruimtelijke zin.

Elk van de vier dansers die Piña heeft geselecteerd neemt één van de kunstenaars onder de hoede en licht zijn of haar relatie met de werken toe. Zo kijken we met het perspectief van nu in de levens van de bijzondere choreografen. Ze werden niet altijd op waarde geschat of werden in de overlevering – vooral een westerse canon – overruled door bijdragen van ‘witte’ choreografen als Fuller, Graham, Duncan, Wigman en Jooss, die altijd worden aangehaald als het gaat om de dansontwikkelingen in deze periode.

In de verhalen over de vier wordt geleidelijk een pijnlijke wereld blootgelegd van stigma’s en onderdrukking. Zo vocht François (Féral) Benga, die zijn danscarrière begon in de Folies Bergère, in de erkenning van zijn eigenzinnige werk tegen de clichématige opvattingen over Afrikaanse dans. Hij had er overigens wel een mooi antwoord op in de artiestennaam, De Wilde, die hij koos. Het gezelschap van Leila Bederkhan reisde veelvuldig over de hele wereld en was ondertussen een belangrijke vrijplaats voor homoseksuelen en transgenders tijdens de razzia’s van de nazi’s. La Sarabia krijgt wat minder aandacht in de voorstelling, maar de bescheiden solo met castagnetten die wordt opgevoerd is een pareltje.

Piña plaatst het materiaal in een reproductie van het decor van Forêt asiatique van Albert Dubosq, dat met zijn geschilderde bloemen en plantenweelde een even realistisch als feeëriek natuurlandschap weergeeft. Wonderlijk is het, hoe het licht deze toch wat protsige omgeving tot leven wekt. Uit de hoeken en gaten komt steeds weer een nieuw perspectief tevoorschijn en dat effect zet ook de inhoud van deze voorstelling kracht bij.

Toch is het vooral de muziek die Exótica vleugels geeft. In een combinatie van door de dansers live bespeelde instrumenten en gesampelde opnames lift de composite dit toch ook wel breekbare werk behoorlijk op. Apotheose van de avond is een prachtig vormgegeven slangendans en groupe, gevolgd door een politiek beladen song vol herkenbare eigentijdse beats. Jammer, dat we uiteindelijk de portretten van de vier niet echt goed konden zien. Daar mag Amanda Piña nog iets op verzinnen. Dat ze dit kwetsbare werk in de grote zaal toont is natuurlijk ook politiek, onderdeel van haar statement ten aanzien van deze missende bladzijde in de dansgeschiedenis.

Foto: Tammo Walter