Doorgaans beginnen we aan een voorstelling door de zaal binnen te komen en zelf onze stoel op te zoeken. Maar in Every Body Electric wórden wij op onze stoel gezet, bijna letterlijk, door choreograaf Doris Uhlich en, vooral, door Josefine Mühle, een van de zes dansers in deze voorstelling uit 2018, die zijn Nederlandse première beleefde tijdens PAFFF, het theaterprogramma van de Friese kunstentriënnale Arcadia. 

Mühle is al bezig als wij binnenkomen op het podium van de Grote Zaal van Stadsschouwburg De Harmonie. Naakt en languit op haar buik kruipt zij rond, zo dicht mogelijk tegen de speelvloer aan, kletsend met haar bekken en schuddend met haar billen. De andere vijf dansers kijken nog toe, op een rij naast elkaar aan de open kant van de U-vormige tribune – alle vijf in een rolstoel. 

Met Mühles openingsact brengt Uhlich haar publiek meteen bij de les: de vaste grond die de meesten van ons onder hun voeten hebben, spreekt lang niet voor iedereen als vanzelf. Maar hij is wel voor iedereen te veroveren, zo laten Uhlich en haar dansers een dik uur lang zien. En hoe: Every Body Electric is een verbluffend, overrompelend, onvergetelijk spektakel. 

Alle zes de dansers hebben lichamelijke beperkingen. Als toeschouwer ga je hen ongewild maar onvermijdelijk classificeren: wie is het meest beperkt? Karin Ofenbeck, denk je eerst. De jonge Oostenrijkse zit hoog op haar E-Rolli, een elektrisch voertuig met joystick en hydraulisch verstelbare stoel. Haar mond hangt permanent open, haar gezicht lijkt versteend in dezelfde expressie. Pas na de voorstelling kom je er achter dat Ofenbeck een topsporter is: zij is een vaste waarde in de Oostenrijkse E-Rolli Fußball Nationalmannschaft. 

Josefine Mühle lijkt de enige zonder beperking. Totdat ze gaat staan, begint rond te lopen en ons aankijkt. Dan zien we dat één kant van haar gezicht en van de rest van haar lichaam een beetje hangen, als van iemand die nooit helemaal is hersteld van een herseninfarct. Het knappe aan Every Body Electric is, dat Uhlich en haar dansers ons eerst keihard confronteren met sterk uiteenlopende lichamelijke beperkingen, om ons die vervolgens totaal te laten vergeten. Deze voorstelling stijgt ver uit boven een, overigens volstrekt legitieme, demonstratie van kijk-eens-wat-wij-nog-wél-kunnen. 

Als het publiek eenmaal zit, komen alle zes de dansers in actie, begeleid door beukende techno. Eerst één voor één, later in tweeën en drieën. Iedere danser haalt het maximale uit wat het lichaam toestaat. Drie van hen kunnen zichzelf voortduwen. Twee van hen, Thomas Richter en Vera Rosner-Nógel, hebben nog enige controle over hun benen, al kunnen zij er niet op staan, laat staan op lopen. 

De derde, Adil Embaby, hééft geen benen meer. Maar het duurt niet lang voordat hij onze aandacht opslorpt met zijn bovenlijf. Embaby laat dat heftig schudden op het ritme van de muziek. Soms versterkt hij die beweging met brede zwaaien van zijn armen. Ook Richter gebruikt vooral zijn bovenlichaam, Embaby en hij dansen ook vaak duetten. Snel en soepel klauteren ze dan in en uit hun rolstoel, steunend op hun beresterke schouders en armen. 

Het gereedschap van Karin Ofenbeck en Katharina Zabransky is hun E-Rolli. Vooral Ofenbeck beheerst haar voertuig tot in de perfectie, dankzij het rolstoelvoetbal. Regelmatig suist zij op ons af, om net op tijd halt te houden, centimeters van ons vandaan. Dan blijft zij ons lang en strak aankijken. Zabransky doet dat ook vaak, alle zes de dansers doen dat. Door die stille maar dwingende poses laten zij ons wennen aan ieders individuele kwaliteiten. 

Want dat is al heel snel het enige dat wij nog zien. Hun uniciteit, hun bijzonderheid als individu – uitsluitend in positieve zin, wel te verstaan. Pejoratieve woorden als ‘handicap’, ‘gebrek’ en ‘misvormd’, die wij allen nog maar luttele jaren geleden gedachteloos in de mond namen, zijn na het beleven van Every Body Electric voorgoed uit ons vocabulaire verdwenen. 

De zes nemen ons steeds verder mee hun wereld in. Op zeker moment houdt de beukende techno plotseling op, en beginnen Ofenbeck en Zabransky een duet. Behoedzaam draaien zij rondjes, om een as tussen hun E-Rolli’s in. Hun voertuigen staan met de zijkanten bijna tegen elkaar aan, in tegengestelde rijrichting. 

Het is een hoogtepunt in de voorstelling, en tevens de opmaat tot een nieuw traject op onze ontdekkingstocht. Richter en Embaby komen op met ontbloot bovenlijf. Richter leunt achterover om zijn machtige hangbuik center stage te geven. Met zijn handen flipt hij hem razendsnel op en neer. Het is een komisch moment, maar ook een gebaar van superieure zelfverzekerdheid: dit is mijn lichaam, ik speel ermee naar believen, take it or leave it. 

Vera Rosner-Nógel komt helemaal naakt op, op dezelfde onnadrukkelijke, vanzelfsprekende manier. Pas dan dringt haar schoonheid tot ons door. Meer dan dat zij zich kwetsbaar opstelt, zoals het cliché wil, confronteert zij ons met onze eigen beperking – in ons oog voor, bewustzijn van onze medemensen, in al hun verschijningsvormen. 

Dat Every Body Electric zo diep bij ons binnenkomt, heeft alles te maken met Uhlichs collaboratieve manier van werken. Vijf van de zes dansers leerde zij kennen toen zij in 2017 een workshop bewegen gaf voor mensen met een beperking. De deelnemers openden ook haar de ogen: ‘Ik had toen nog geen idee wat het met zich meebrengt om zo afhankelijk te zijn van een rolstoel.’ 

De workshop eindigde met een besloten voorstelling. Maar Uhlich en haar dansers hadden toen al besloten om een show voor publiek te maken. Van de geplande tournee komt het nu pas, na twee jaar corona. ‘Ik ben niet het type choreograaf dat dansers voorschrijft wat zij moeten doen’, vertelt Uhlich na afloop. ‘Ik draag wel veel ideeën aan, maar laat hen de ruimte om die zelf te vertalen.’ 

Hoe goed dat uitpakt, blijkt tijdens de lange, wonderschone finale van Every Body Electric. De blote Richter, Embaby en Rosner-Nógel draaien de rollen om: zij rijden hun rolstoelen. Zij halen ze uit elkaar, en dansen met de onderdelen. Richter trekt de zitting over zijn kop, als een masker. Embaby maakt pompende bewegingen, alsof hij harde seks heeft met zijn stoel. Rosner-Nógel draait trage rondjes op een gedemonteerd wiel. 

Dan komt Zabransky op. Richter en Embaby dumpen ieder een zware voetensteun in haar schoot. Met haar ene bruikbare arm werpt ze die van zich af, op de grond. Zij heeft zichzelf bevrijd van een last. 

En ook ons, haar publiek. 

Foto: Theresa Rauter