Het werk van de Canadese choreografe Marie Chouinard kenmerkt zich door zijn sensuele en virtuoze kwaliteit. Op zoek naar de grenzen van fysieke expressiviteit hebben de choreografieën van Chouinard vaak iets provocerends, zij het op speelse wijze. Vaak zijn de lichamen van haar dansers grotendeels naakt, beschilderd of vervormd door uitsteeksels. In tegenstelling tot het uitbundige esthetische spektakel The golden mean, dat twee jaar geleden nog te zien was in Julidans, ging Chouinard  in het dubbelprogramma Etude #1/Henri Michaux: Movements vrij sober te werk.

Het voorprogramma van Henri Michaux: Movements, dat slechts 35 minuten duurt, is een solo uit 2001. In nauwe samenwerking met componist Louis Dufort onderzoekt  Chouinard in Etude #1 de auditieve dimensie van de dans. Rondom een blauwe mat  staan verschillende microfoons, wat de danser de mogelijkheid biedt de bestaande muziekcompositie te vermengen met real-time geluid. In zijn huidkleurige string en schoenen met stalen zolen zet David Rancourt de solo glijdend over de vloer in, net als de twee zilveren ballen die bij aanvang  over de vloer rollen.

Curvende handen en armen, het zijn typerende bewegingen uit het vocabulaire van Chouinard. Begint Etude #1 aanvankelijk sec, met droge passen en bewegingen, gaandeweg de solo zweept pompende muziek de danser op, worden de bewegingen theatraler en verschijnen er grimassen op het gezicht. Petje af voor Rancourt, die het vocabulaire van Chouinard inclusief de tap feilloos beheerst. Etude #1 is vooral een technisch hoogstandje. Het experiment met real-time compositie is knap, maar niet nieuw en inhoudelijk weinig  interessant.

Henri Michaux was beeldend en grafisch kunstenaar en dichter (1899-1984). Zijn  album Movements is een 64 pagina’s tellend gedicht bestaande uit inkttekeningen. Het resultaat van Chouinards choreografische vertaling is een ode aan de kunstenaar zelf. Met veel precisie zet Chouinard de kalligrafische tekeningen om naar beweging. Eerst in poses als danseres Carol Prieur de tekeningen, die ook geprojecteerd worden op de witte achterwand, één voor één kopieert. Aanvankelijk zijn haar houdingen verstild, maar als de tekeningen complexer worden gebruikt ze beweging om alle tentakels van de kalligrafieën te accentueren. Ten slotte verdwijnt Prieur onder het vloerzeil en citeert ze met veel agressie in het Frans gedichten van Michaux.

Louis Duforts muziekcompositie is net als in Etude #1 opzwepend en snoeihard. Duforts electro illustreert de inktzwarte angsten van Michaux, een kunstenaar die op latere leeftijd experimenteerde met drugs. Zwart zijn uiteraard ook de kostuums van de dansers, zo nu en dan verlengt Chouinard hun armen en benen met losse stukken stof, zodat flapperende bewegingen ontstaan. Duetten, trio’s en groepsformaties worden in hoog tempo afgewisseld. De dynamiek van de tekeningenreeks in het boek wordt letterlijk gevolgd, wat Michautx’ innerlijke beleving letterlijk in beweging brengt.

Minder sterk is het intermezzo waarin op de voorgrond de tekeningen van Michaux als wasgoed aan een lijn passeren, door de dansers worden meegenomen en een van de dansers in zijn imitatie van een tekening hortend en stotend geluiden produceert. Maar Chouinard herpakt zich. Terwijl de projecties negatief worden en het zwart de overhand krijgt, creëren de dansers in een stroboscopische cirkel een onderbroken compilatie van bewegingen, halfnaakt  in helderwit licht. Chouinard blijft trouw aan Michaux’ werk en citeert via een stem ten slotte zijn tekst, één waarin zijn liefde voor de tekeningen groter blijkt dan voor de woorden.

(foto: Sylvie-Ann Paré)