Ze zijn alleen over. Twee verwarde jongens in een witte ruimte, staand op een berg van zwarte plastic snippers. Ze lijken zich af te vragen hoe ze daar zijn terechtgekomen. De woorden zijn verdwenen, hun herinneringen onscherp. Het is een mooi openingsbeeld van de voorstelling Er is een morgen, te zien op het Fringe Festival in Amsterdam.

De twee mannen in Er is een morgen zijn de enige overlevenden van een niet nader genoemde ramp. Ze hebben geluk gehad. Of in elk geval geen ongeluk, menen ze, want ze hebben ‘dit hier en een jou’. Ze hebben echter geen idee wie ze zelf zijn en ze kunnen nergens de juiste bewoording voor vinden. Ze herinneren zich flarden uit het verleden, zoals een romantisch moment in het raamkozijn met ‘een zij’ of het afschuwelijke uitmoorden van familieleden. Wat ze daarbij voelden was belangrijk, weten ze nog, maar ze hebben geen idee waarom.

Regisseur en auteur Timen Jan Veenstra (1984) schreef met Er is een morgen een mooie en originele tekst, waarin hij op een eigenzinnige manier de huidige tijdgeest aan de kaak stelt. Voor dit stuk vroeg hij zich af wat er echt belangrijk is, als alles wat je dacht te kennen wegvalt. Denk je dan aan zaken die in onze maatschappij zo belangrijk worden gevonden, zoals geld en spullen, of herinner je je dingen als liefde, familie en een thuis?

Als een moderne Vladimir en Estragon wachten de twee. Op een volgende dag, op hoop, op rust. Veenstra werd geïnspireerd door Beckett, maar wilde een positievere kijk op de wereld geven. Waar de situatie in Wachten op Godot steeds uitzichtlozer wordt, weten de personages in Er is een morgen de juiste woorden steeds beter te vinden en eindigt het stuk met hoop. ‘Laten we wachten of hij komt. Of niet. Het was een mooie dag.’ Tevreden loopt een van de jongens naar het lichtknopje en doet het licht uit.

Veenstra, die dit seizoen onder andere de jeugdtheatertekst Reis voor Het Lab Utrecht schreef en Much ado about nothing voor De Utrechtse Spelen vertaalde, schreef met Er is een morgen een goede tekst. Hij castte twee aardige acteurs die elkaar goed aanvullen en creëerde een mooi toneelbeeld. Maar toch weet de voorstelling niet iets wezenlijks te raken. Er is een morgen roept vele vragen op en stemt tot nadenken, maar mist een vertaalslag waardoor de gecreëerde verwarring betekenis krijgt. Het einde komt te abrupt en de voorstelling voelt als onaf. De voorstelling is gedestilleerd uit een twee keer zo lange tekst die Veenstra schreef voor Productiehuis Brabant, die door het intrekken van de subsidie per 2013 niet kon worden gespeeld. Dat is jammer, want Veenstra’s tekst heeft zeker potentie.