Naast zijn indrukwekkende versie van de Ursonate van Kurt Schwitters, presenteert gastcurator William Kentridge de voorstelling Enyangeni van choreograaf en componist Nhlanhla Mahlangu. Of die twee voorstellingen aan elkaar gewaagd zijn, is wel een vraag. Kentridge zal er niet wakker van liggen. Kunstenaars kansen bieden is een belangrijkrijk motief, ook tijdens het Holland Festival.

Zes mannen hangen in kleurige kleding op een klein plateau, ze praten en discussiëren informeel met elkaar. Gaat hun voorstelling ooit nog beginnen? Ondertussen is de grootste zaal van Frascati volgestouwd met extra stoelen rond en op het toneel, we zagen die opstelling al in het programma Defence of the Less Good Idea dat wordt afgewisseld met deze double-bill. Ook de hoge steiger rond het podium staat er nog. Die symboliseert een Zuid-Afrikaanse setting, steigers zijn wel vaker onderdeel van geïmproviseerde theatrale ruimtes in dit land.

Als een dame met veel divavertoon en in overdreven heupwiegende tred opkomt, vallen de mannen stil. Daarna, als ze zich op haar positie hoog op de steiger heeft gevestigd, vervolgen ze hun onderlinge dialoog. Het komische trucje herhaalt zich een paar keer en creëert een ritme. Vervolgens transformeert een van de opgekomen danseressen tot dirigent om zo het ‘ontregelde mannengezelschap’ aan te sturen. Theatraal is het een flauw idee, maar de compositie die zich vervolgens openbaart is van hoog niveau net als de stemmen van de mannen.

Enyangeni betekent ‘opstijgen’ in het Zulu, opstijgen deed vooral de muziekcompositie, die behalve isicathamiya (een a capella-achtige Zulu-zangstijl) ook beatbox mengt. De toevoeging van dans en de inbreng van de danseressen in dit stuk bleef onderbelicht en hangen in clichés. Of ontgaat mij hier betekenis? Een ingang ertoe vond ik niet. Enyangeni is vooral muzikaal een hoogstandje. De Bolero-versie die Nhlanhla Mahlangu samen met choreograaf Gregory Maqoma creëerde – en dit weekend in het programma Defence of the Less Good Idea stond – had aanmerkelijk meer zeggingskracht.

Boeiend is het tweede deel van het programma waarin William Kentridge zijn versie van de Kurt Schwitters’ Ursonate brengt, een werk uit 1932. Ursonate is een klankgedicht van drie kwartier vol onzintaal. Het houdt vast aan een klassieke sonatevorm, waardoor het ritme van de door Schwitters geïnterpreteerde klanken zich beweegt tussen een gedicht en een muziekstuk. ‘Fümms bö wö tää zää Uu, pögiff, kiwi Ee.’ Het spel met klanken en letters, rolt gemakkelijk en met gevoel voor muziek uit de mond van Kentridge. In een perfecte uitvoering komt het klankgedicht, waar Schwitters (1887-1948) jaren aan werkte, tot leven.

Geheel in zijn stijl, voegt Kentridge er een film aan toe met een collage van onrustig bewegende zwart-witbeelden; een encyclopedie, een Chinees woordenboek, kunsthistorische objecten, een soldaat, klapperende vleugels van vogels en portretten van revolutionairen als Patrick Lumumba en Rosa Luxemburg. Een collage die ook een link legt met de Merz-kunst (collages die hij creëerde aan de hand van voorwerpen die hij op straat vond). Alleen de geometrische objecten hebben kleur en spreken daarmee boekdelen.

Kentridge eindigt zijn performance met een virtuoze jam, met onder anderen Nhlanhla Mahlangu en tapdanser Peter Kuit. Of het nu over zijn kunst gaat of curatorschap, het werk van Kentridge is altijd politiek, ook cultuurpolitiek. Ontmoeting en uitwisseling staan net zo hoog in het vaandel als de autonomie van kunst.

Foto: Zivanai Matangi