‘God, wat waren wij naïef!’, laat Nick Teunissen zijn vriend Ismir Hero ergens halverwege zijn theatersolo Enkeltje Holandija zeggen. Hij heeft het dan over de gebeurtenissen die vooraf gingen aan de jarenlange belegering van Sarajevo vanaf 6 april 1992. Op die dag werd Bosnië-Herzegovina internationaal erkend als zelfstandige staat en direct zette het leger onder leiding van Radovan Karadžić de aanval in. De omsingeling van de stad zou zo’n drie en een half jaar duren en aan ruim 12 duizend mensen het leven kosten. Geen mens zag het aankomen.

De tiener Ismir wist aan het slagveld te ontkomen via de zogenaamde Oorlogstunnel van Sarajevo, een geheime vluchtroute die vooral voor militaire doeleinden was bestemd. Hij komt in Nederland terecht, waar hij emplooi vindt als programmamaker bij verschillende Nederlandse omroepen. Hier ontmoet hij Teunissen, met wie hij nu al jaren een relatie heeft.

Vooral over die relatie gaat Enkeltje Holandija. Of liever: over de grote liefde die Teunissen voelt voor zijn vriend, die hij zijn Bosnisch-Nederlandse moslimprins noemt. Maar de voorstelling heeft niet voor niets als toevoeging ‘Sarajevo 1992-95’. Dat verleden speelt pas sinds een paar jaar een grote rol in hun verhouding. Want dat is het ongelooflijke: in de eerste zeven jaar van hun relatie is die verschrikkelijke oorlog nauwelijks ter sprake gekomen.

Je probeert je voor te stellen hoe dat voor Ismir geweest moet zijn. Al die tijd rondlopen met zo’n vreselijk verhaal, zo’n ingrijpende gebeurtenis in zijn jonge leven. Is het zijn overlevingsinstinct? Zijn familie woont al die tijd nog in Sarajevo.

De verbazing wordt tijdens de voorstelling eigenlijk alleen maar groter. Teunissen is een innemende verteller die ons soepel meeneemt van de ene anekdote naar de andere, hier en daar omlijst door wat stemmingsmuziek uit de Balkan van het vaardige combo of onderbroken door een lied. Maar elke gebeurtenis krijgt van hem een soort lichtheid, of het nu zijn eerste ontmoeting met Ismir betreft of de valse ‘pesterijen’ van Karadžić, die Sarajevo tijdelijk van water en stroom afsnijdt.

Misschien is dit wel de enige manier om zo’n heftig onderwerp te behandelen, ik zou het niet weten. Enerzijds is het beleg van Sarajevo alweer een kwart eeuw geleden, anderzijds zijn de wonden nog vers en bestaan er nog steeds veel onopgeloste conflicten in de westelijke Balkan.

Anderhalf jaar geleden verhuisde het stel naar Sarajevo. De anekdotes die Teunissen daarover vertelt getuigen van een grote liefde voor zijn nieuwe woonplaats. ‘Magisch’ noemt hij de stad en de ontvangst door zijn schoonfamilie voelde als een warm bad. Ondertussen geeft hij Ismirs herinneringen, door hem uitgesproken met een heel licht accent, bijna achteloos een plek. Het zijn brokstukken, we moeten zelf een beeld vormen van de verschrikkingen van toen. Het verhaal over het wegrennen voor rondvliegende kogels, afgevuurd door scherpschutters in de bergen, klinkt bij hem als een spannend jongensverhaal.

In de fijnzinnige regie van Rob van de Meeberg richt Teunissen bijna speels een monument op voor de veerkracht van mensen na wat toch een traumatische gebeurtenis moet zijn geweest. Schaamteloos eerlijk weet hij zo van zijn autobiografische voorstelling een eerbetoon te maken aan het optimisme en de levenslust van de burgers van Sarajevo.

Met zijn schoonvader voorop. Vijfentwintig jaar na dato stookt die namelijk de beste rakija van de hele Balkan.

Ik geloof hem op zijn woord.

Foto: Hans Beerlage