Het is chaos en kabaal in de zaal, al lang voor aanvang van Enfants terribles, het triodebuut van de Ashton Brothers. Het publiek wordt begroet met een hand en wordt de maat genomen met een lat, terwijl de spreekstalmeester dwars door de muziek heen iedereen welkom heet. Circusknechten treffen de laatste voorbereidingen, het toneel ligt bezaaid met attributen die later in de voorstelling gebruikt gaan worden.

Een keukentrap, een rolstoel, geraamtes, een ouwe vleugel, schermen, maskers, kledingstukken, een scootmobiel, touwen, een drumstel en andere muziekinstrumenten, een rode overall. Als het zaallicht dooft heeft het voorprogramma je al flink in verwarring gebracht en opgewarmd.

De Ashton Brothers zijn tegenwoordig met zijn drieën, na het vertrek van Pepijn Gunneweg. Dat is natuurlijk een aderlating, maar er is geenszins ingeboet op creativiteit en kwaliteit. Enfants terribles laat de Ashton Brothers zien zoals we ze kennen: in een flitsend spektakel vol halsbrekende toeren, slapstick, muziek met hindernissen, mimiek, zinsbegoocheling, tovenarij, illusie, clownerie, trapezenummers en cabareteske nummers die soms lief maar meestal leed laten zien. Het is de mix waarmee ze in Nederland en ver daarbuiten een unieke plaats in het theater innemen.

De basis herken je direct. Het zijn elementen die in voorgaande shows ook voorbij kwamen: de rolstoeler in de trapeze, Joost Spijkers die een paar prachtige Balkanballades zingt, de ‘poppenkast’ met ledematen die zich lijken los te maken van het lichaam, scootmobielen die over het podium razen…, het zijn handelsmerken geworden. Niet vernieuwend, maar ze blijven dankzij steeds weer andere invalshoeken en hun perfectionisme fris en verrassend overeind.

Maar de mannen hebben daarnaast wel degelijk nieuwe terreinen verkend en toegevoegd. Zoals de verbluffende black-light sketch, op een pikdonker toneel, waarop skeletten, handen, voeten, manen, sterren en honderden tennisballen zweven, zwemmen, lopen en stuiteren. Hoe je ook je best doet het onzichtbare te ontwaren, het lukt je niet. Een subtiele, maar belangrijke verandering die het trio in zijn stiel heeft aangebracht is een grotere mate van rauwheid. De wereld mag dan een sprookjesachtig toneel zijn, de mensen die erin figureren zijn vervelende klieren, etterbakken, treiteraars en wrede monsters. Enfants terribles, inderdaad. Mededogen is soms ver te zoeken, wraak is zoet.

De drie enfants terribles trekken alle emoties uit je lijf die theater zo leuk en mooi maken: ontroering bij de balletdanser met brommerhelm, medelijden met de bontgevederde gier (of kraai?), schrik voor de agressief ogende terreurbejaarden in hun scootmobielen, de open mond bij het black-lightnummer en een raar soort kippenvel bij de wederopstanding van Luciano Pavarotti. Maar boven alles komt de lach, in al zijn versies; vooral de glim, de grinnik en de schater.

Foto: Tim Klaase