Het lijkt vragen om problemen: een stuk uit de Duitse romantiek op de planken brengen dat de dichter Hölderlin tussen 1798 en 1800 tot driemaal toe niet voltooid kreeg. En dan ook nog in het oorspronkelijke archaïsche Duits, een uur en vijftig minuten lang.

Het Antwerpse Theater Zuidpool laat dan ook nog eens vier actrices alle rollen voor hun rekening nemen, zittend. Ze worden begeleid door een gitarist die prominent in het midden is geplaatst. Op de voorgrond een toneelvullende videoprojectie als vierde wand.

Zuidpool heeft een voorliefde voor zelden gespeelde of radicaal bewerkte toneelstukken, waarbij de tekst altijd centraal staat. Zo ook nu met Der Tod des Empedokles. Moeilijke voorstellingen, op voorhand, maar wat blijkt: die honderdtien minuten vliegen voorbij, en hoewel de Nederlandse boventiteling slim in het toneelbeeld is verwerkt, wordt het publiek meegezogen in de pracht van Hölderlins taal. En wat actrices Sofie Declair, Kaat Hellings, Katrin Lohmann en Sarah Eisa zittend vermogen is ronduit indrukwekkend. Het komt als een schok als Declair tijdens de slotmonoloog opeens opstaat, maar daar blijft het bij.

Godlof, zou je bijna zeggen, want deze vorm van toneel zien we in Nederland, waar het maar al te vaak draait om de ironische knipoog of uitvergroting, woeste gebaren en zeer fysiek spel, veel te weinig. Zuidpool biedt hier het tegenovergestelde van het adagium ‘show, don’t tell’; het gezelschap vertelt louter, letterlijk ogenschijnlijk. Het dramatische hoogtepunt vindt zelfs plaats in vrijwel complete duisternis.

Centraal staat de Griekse wetenschapper, dichter en profeet Empedokles (ca. 490-430 voor Christus). Het bekendst is zijn verhandeling over de vier basiselementen water, lucht, aarde en vuur en een leerling van Plato verhaalt over hoe Empedokles zijn ten dode opgeschreven echtgenote Panthea weer tot leven wist te wekken. Hij stelde de vrije wil centraal en zou volgens Diogenes Laërtius in de Etna gesprongen zijn om te bewijzen dat hij goddelijk was – waarna de Etna het tegendeel bewees door een van zijn sandalen weer uit te spugen.

Hölderlin maakte een vrije bewerking met enkele prachtige vondsten. Zo geneest Empedokles niet zijn eigen vrouw, maar de dochter van Kritias, bestuurder op Sicilië, zodat het tweede bedrijf kan beginnen met een dramatisch gesprek tussen de net door het volk verbannen Empedokles en de innerlijk verscheurde bestuurder.

Doordat Hölderlin voor alles een echte Griekse tragedie wilde schrijven, liep hij echter telkens vast bij het einde. Want hoe kon hij noodlot met vrije wil combineren? Dat hij Empedokles in het derde ontwerp ook nog eens Messiaanse trekjes meegaf maakte de zaak nog gecompliceerder. En in tegenstelling tot Wagner, die met soortgelijke problemen worstelde bij zijn eerste ontwerpen van wat Der Ring des Nibelungen zou worden, kon Hölderlin nog geen gebruik maken van Schopenhauers Die Welt als Wille und Vorstellung.

Regisseurs Jorgen Cassier en Koen van Kaam vonden een dramaturgisch ijzersterke oplossing. De dialoog met de ziener Manes die de motieven van Empedokles bevraagt en de daaropvolgende vertwijfelde slotmonoloog van Empedokles vinden plaats in vrijwel complete duisternis. Het oog en vooral de iris, die gedurende de hele voorstelling in de indrukwekkende live gemanipuleerde videoprojecties van Frederik Jassogne en Bart Moens centraal staan, doven. Het fenomenale gitaarspel van Bert Dockx, afwisselend ruig en lieflijk, ambient en totaal dissonant, verstomt.

Het is gekmakend, het is geniaal.

De handeling is compleet verinnerlijkt. Vrije keus en noodlot worden juist op het moment dat Declair opstaat teruggebracht tot een schizofreen schimmenspel in het hoofd van Empedokles, Hölderlin én de toeschouwer. Opeens is duidelijk: deze voorstelling gaat over alledrie, simultaan. ‘Ben jij die man?’

Wat rest is niets dan diepe bewondering voor Zuidpool dat juist door alle theaterregels voor een succes aan de laars te lappen met een van de beste genreoverstijgende voorstellingen in jaren komt.

Foto: Koen Broos