Een vader komt een uitkering aanvragen, met in zijn kielzog zijn dochtertje. Maar de mevrouw van de uitkeringsinstantie zegt dat er formulieren ontbreken bij zijn aanvraag en dat hij niet vaak genoeg heeft gesolliciteerd. Daarom trekt ze dertig procent van zijn uitkering af. De vader ontsteekt in woede: die dertig procent maken het verschil tussen de huur kunnen betalen en op straat gezet worden met zijn kind.

Armoede is ver weg. In landen waarin zwarte kinderen dikke buikjes hebben van de honger, waar voedseldroppings nodig zijn, of waar de bevolking in sloppenwijken woont. Toch? Zo begint Studio 52nd de schoolvoorstelling Eigen schuld. De drie spelers leggen de vinger op de zere plek. Ook het ‘superrijke’ Nederland herbergt mensen die in echte armoede leven. Studio 52nd maakt theater met en voor kinderen en jongeren. De missie is zowel (kansarme) jongeren een stem te geven, als dingen te bespreken die ongemakkelijk zijn, maar die toch gebeuren.

Eigen schuld gaat dus over armoede. Nederland is een rijk land en hier zou niemand echt arm zijn. Maar in werkelijkheid leeft zo’n 3,3 procent van de mensen langdurig onder de armoedegrens, onder wie veel kinderen. Niemand praat daar graag over: mensen schamen zich voor hun armoede. Geen schoolkind komt er zomaar hardop voor uit dat er geen geld is voor zaken die voor anderen normaal zijn, zoals nieuwe kleren, vakanties, een mobiele telefoon of een tablet voor schoolwerk. Hoofdvraag van deze schoolvoorstelling: hoe is het om op te groeien als je bijna niets hebt?

De scène van de vader en de mevrouw die zijn uitkering decimeert, wordt gespeeld in een klaslokaal. De stoelen waarop de scholieren zitten, staan opgesteld in een vierkant dat in het midden een speelvloer leeg laat. Ook de vier hoeken zijn vrijgehouden. Vanaf het midden en vanuit die lege hoeken brengen Yorke Mulder-Bhangoo, Sanguita Akkrum en Boyd Grund korte sketches. De vormgeving beperkt zich tot een groot vel papier waarop staat ‘Niemand in Nederland is arm’ en een laptop met muziek.

Eigen schuld is een coproductie van verschillende partijen. De basis wordt gevormd door persoonlijke gesprekken die mensen van Studio 52nd en Ouder- en Kindteams Amsterdam voerden met jongeren en jongvolwassenen. Zo ontstond een arsenaal aan teksten. Van die teksten maakte Theatergroep Tijdelijke Samenscholing vervolgens deze voorstelling.

Het beeld dat naar voren komt is schrijnend. De kinderen van een alleenstaande moeder mogen tijdens kantooruren de telefoon niet aannemen en de deur niet opendoen, uit angst voor schuldeisers. Ze moeten uit de buurt van de ramen blijven, opdat niemand ziet dat ze thuis zijn. Licht en verwarming mogen niet aan. Bron van inkomsten is de verkoop van hun eigen elektronische apparatuur. Een piepjong zwanger meisje probeert tegen beter weten in positief te blijven tegenover haar ongeboren kind, wanneer de deurwaarder dreigt beslag te zullen leggen op haar inboedel. Gelukkig heeft ze nog geen wiegje gekocht: dan kan de deurwaarder dat tenminste niet komen afpakken.

Het laatste redmiddel tegen de honger is de voedselbank. Maar daarvoor moet je dan weer schriftelijk aantonen dat je echt straatarm bent. En het is een schaamtevolle tocht naar de voedselbank, waar je geen nee kunt zeggen tegen eten dat je vies vindt.

De acteurs schieten in hoog tempo van de ene rol in de andere. De teksten van korte monologen buitelen bijna over elkaar heen, er is geen ruimte voor het publiek om af te dwalen of om afgeleid te raken. De acteurs slagen erin dicht op de huid van de kinderen te zitten, zowel in taalgebruik, lichaamstaal, als in het direct aanspreken.

Het is een hele uitdaging heikele onderwerpen aan te snijden voor een klas scholieren die daar uit zichzelf niet warm voor loopt. Studio 52nd slaagt daar in deze confronterende voorstelling wonderwel in.