Een schrijver schrijft een stuk, een regisseur presenteert het aan de wereld, meestal op een podium, met de middelen die hij of zij nodig vindt. Meestal gaat dat goed, maar soms gaat het mis. Heleen Verburg schreef voor het Zeeland Nazomerfestival Een nieuwe god als bezinning op religie anno 2017, regisseur Stefan Perceval ging met haar dialoog in dialoog door een koor toe te voegen. Verburg herkende haar werk niet meer en nam afstand van de voorstelling.

‘God maalt niet om de menselijke wet. Hij maalt om mededogen.’ In een tijd waarin religie te vaak samengaat met terreur en verwoesting pleit Heleen Verburg voor die andere kant van de godsdienst: troost, medelijden, solidariteit, liefde. In haar dialoog tussen Ik (Bram Kwekkeboom) en GeLiefde (Marlies Hamelynck) neemt ze het op voor varkens in megastallen, voor vreemdelingen en zwaarmoedigen.

Met dat uitgangspunt is het begrijpelijk dat Perceval, directeur van theaterwerkplaats Het Gevolg in Turnhout mensen uit zijn ‘hartenprojecten’ bij de voorstelling betrekt. Hij werkt daarin met mensen die door lichamelijke, geestelijke of geografische pech aan het randje van de samenleving staan. Mooi en waardevol. In de voorstelling bestaat het koor uit dertien personen. Met persoonlijke invuloefeningen (‘Mijn hart is… vol romantiek / liefde / koud als ijs…’) geven de koorleden één voor één commentaar op wat er nog is overgebleven van de tekst van Verburg. Dat voegt wel persoonlijke, maar geen opzienbarende ervaringen toe. De tekst van het koor neemt een aanzienlijk deel van de voorstelling in beslag, ten koste van die van Verburg. Er is nogal wat geschrapt, vergeleken met de gepubliceerde tekst. Dat maakt de lijn van haar verhaal moeilijk te volgen.

‘Ik ben god’, zijn de eerste woorden van Kwekkeboom. Dat staat niet in de tekst van Verburg en is dus een rigoureuze perspectiefwisseling. De Ik in de tekst kijkt somber en vol twijfel tegen de wereld van nu aan, maar het maakt nogal uit of hij dat doet als een god of als gelovige. ‘Alles is een aanslag op het moment. Een aanslag op je zenuwen, een aanslag op je geweten, een aanslag op je doorzettingsvermogen, een aanslag op je goede wil, een aanslag op je medemenselijkheid. … Ons geld klopt niet meer, ons eten klopt niet meer, ons onderwijs klopt niet meer, onze wetenschap klopt niet meer, ons bestuur klopt niet meer, onze god klopt niet meer. Alles moet anders.’

Kwekkeboom staat zijn teksten voor te lezen op een manier die mogelijk zijn moedeloze twijfel moet uitdrukken, maar nogal ongeïnspireerd overkomt. Hamelynck werkt hard om het mooie van de wereld te laten zien, maar krijgt ook te weinig leven in de voorstelling. Na het ‘Ik ben god’ haalt het koor hem meteen van zijn denkbeeldige troon: ‘God denkt … ik moet mijn verjaardag nog vieren / de poes nog eten geven / ik kan morgen uitslapen…’). Soms schreeuwt het koor, steeds harder, aangevuurd door de regisseur, soms laat het spreekkoren horen, bijvoorbeeld op de tekst ‘voedselbank’. Het zijn grove middelen die voor mij niet werken omdat ze te weinig verband hebben met de lijn van het verhaal.

De mensen van het koor zijn gepassioneerde amateurs, maar lang niet iedereen kan overweg met de galmende akoestiek van de mooie Abdijkerk in Middelburg. Veel is moeilijk of niet te verstaan. Tussen twee middenpilaren en de buitenmuur heeft Jan Strobbe een bol planken vlak neergelegd, als een omgeslagen boot. Dat ziet er prachtig uit. Mogelijk verwijst het naar het verhaal van Jona in de walvis, dat in het programmaboekje nog is aangekondigd als een belangrijk deel van de tekst, maar dat is daaruit verdwenen.

Theater is een kwetsbaar medium waarin veel mensen moeten samenwerken. Theater geeft geen garanties. Ik begrijp de bezwaren van de schrijfster, ik begrijp de pogingen van de regisseur, ik zie de inzet van iedereen en waardeer de goede bedoelingen. Maar soms gaat het mis. Dat is niet erg. ‘Fail again, fail better’, zei Beckett.

Foto: Lex de Meester