Stel dat iemand beweert dat u een terroristische aanval voorbereidt. Voor alle zekerheid pakt de politie u op: wie weet is het gerucht waar. Zit u op het verkeerde moment in het verkeerde land, dan is het aan u om te bewijzen dat het gerucht ongegrond is. Deze situatie is het startpunt van Een heilige avond van de Stichting Tweeheid. Een beklemmende voorstelling, gebaseerd op een puntgave, actuele tekst.

‘Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads had gedaan, werd hij op een morgen gearresteerd.’ Aldus de openingszin van Franz Kafka’s klassieker Het proces. Boek en openingszin zijn onmiskenbaar de inspiratiebron voor Daniel Kehlmanns stuk Een heilige avond (2017); al klinkt de echo van George Orwells 1984 ook door. Josef K. meets Big Brother. Het belang van de staat overheerst het recht op privacy van het individu.

‘Heilige Abend’ is de Duitse term voor kerstavond: op 24 december, voorafgaand aan de geboorte van Jezus. In Een heilige avond is een professor in de politieke filosofie op dat moment op weg naar haar ouders, wanneer ze wordt klemgereden door de politie en naar een verhoorkamer wordt gebracht. Daar wacht haar een cynische, laconieke, maar ook consciëntieuze diender die haar gaat verhoren. Zonder aanklacht. Zonder advocaat.

Na 21 minuten, in een voorstelling die volgens een meelopende klok precies één uur en dertig minuten duurt, valt voor het eerst het woord ‘geweld’: de professor wordt ervan verdacht een bomaanslag te willen plegen, samen met haar ex-man. Op kerstavond om middernacht. De politie blijkt de gekste en de kleinste details van haar leven te kennen. Van het feit dat ze stiekem rookt, tot het sneue gegeven dat ze al drie jaar nergens anders heen kan met kerst dan naar haar ouders. Hoe weten ze dat in godsnaam allemaal? En uit al die persoonlijke details hebben ze dus opgemaakt dat de vrouw op het punt staat een bomaanslag te plegen.

Het is Kehlmann duidelijk ernst. In zijn heldere, actuele tekst attendeert hij erop dat er momenten zijn waarop het recht in een rechtsstaat niet vanzelfsprekend is, waarop de overheid de wet terzijde mag schuiven. Zo mag je iemand in geval van acuut gevaar voor de staatsveiligheid oppakken en ondervragen zonder juridische bijstand. Kehlmann laat zijn vrouwelijke hoofdpersoon zeggen dat jihadisten in een ver land een makkelijk excuus zijn voor rechtsextremisten om een loopje te nemen met de regels in de rechtsstaat.

Regisseur Ursul de Geer laat Yvonne van den Hurk en Peter Bolhuis in een bescheiden setting een spannende machtsstrijd uitvechten. Filosoof versus agent. De vrouw in feestkleren, de schlemielige agent in goedkoop pak. In de regie van De Geer ligt het accent op hoe de personages zich voelen, op hoe ze reageren op de woorden van de ander. De Geer pint Van den Hurk goeddeels vast op haar stoel. Meer dan stem, gezicht, schouders en handen heeft ze niet. Daarbij heeft ze veel minder tekst dan Bolhuis als de ondervrager, maar ze speelt de verraste professor overtuigend. Haar personage ontwikkelt zich van het geslagen, onwetende slachtoffer tot een verontwaardigde en scherpe denker.

Bolhuis is perfect op zijn plaats als de ondervragende agent die de schimmige gang van zaken niet zomaar normaal, maar zelfs volkomen vanzelfsprekend vindt. Door timing, pauzes, het veranderen van toonhoogte, mimiek en lichaamstaal switcht Bolhuis tussen verschillende emoties. Van schertsend naar plagerig, van triomfantelijk naar manipulatief. ‘U als hoogleraar filosofie’: hij zet de vrouw op haar plaats, probeert haar te overtuigen, zeikt haar af, vernedert haar. Van den Hurk biedt stevig partij door bijtijds te bukken als hij ‘slaat’.

Noch de verdachte, noch degene die met beschuldigende vinger naar haar wijst, krijgen van Kehlmann een naam: de personages zijn even anoniem als universeel. Het zouden u en ik kunnen zijn.

Foto: Anne van Zantwijk