Beroemd, fameus of berucht: Vondels Gijsbrecht van Amstel (1638) is het allemaal. Fameus vanwege de Nieuwjaarstraditie die ermee is verbonden. Berucht vanwege de taal der verzen (alexandrijnen) die lang niet alle Nederlandse spelers beheersen. Beroemd omdat het, ondanks alles, een wonderlijk toneelstuk is: op papier vinden hevige gebeurtenissen plaats, maar de actie op de bühne is gering.

De Gijsbrecht is in hoge mate een verteltragedie. In de regie van Jaap Spijkers brengt het gezelschap Het Toneel Speelt een voorstelling met nogal wat haken en ogen, maar een die wel boeit en de toeschouwers doet beseffen dat de  last van de Gijsbrecht-traditie vooral een ingebeelde is. Regisseur Spijkers heeft met behulp van beeldrijm de eenheid vergroot. Hoofdrolspeler Mark Rietman komt in de allereerste scène van het eerste bedrijf op en probeert met sonore stem zijn mede-Amsterdammers ervan te overtuigen dat de vijandelijke legers van Kennemer- en Waterland de stad hebben verlaten. Rietman, gekleed in grof gebreide trui en soldateske leren broek, kiest zijn woorden kalm en overwogen.

Het verrassende is dat het derde bedrijf met angst opent: Badeloch, vertolkt door Carine Crutzen, heeft een angstdroom gehad waarin haar nicht Machteld vertelt dat de vijand niet verjaagd is. Het vertrek was  een list om de stad alsnog te vernietigen en de Amsterdammers bloederig te verslaan. Naar de vorm vertonen deze scènes een mooie overeenkomst. Van ontkenning van angst naar het toegeven aan angst. Het overwegend lege decor, met soms een zwart-wit betegelde vloer als in Amsterdamse huizen, verhoogt de abstractie.

Het is moeilijk in de personages te  geloven als echte mensen van vlees en bloed; het literaire gehalte van Vondels verzen blijft hoog en is niet altijd uitnodigend. Een opzienbarende ingreep van Spijkers is om Fockelien Ouwerkerk de rol van een van de verkrachte Clarissen te laten spelen. In het origineel overtuigt engel Rafël bij wijze van deus ex machina Gijsbrecht en de  Amsterdammers ervan dat de strijd verloren is. Nu komt Ouwerkerk op als oorlogsslachtoffer, bebloed, een arm zo gedraaid dat die pijnlijk uit de kom lijkt gewrongen. Ze zegt haar verzen over de vergeefse strijd prachtig en stijlvol, vervuld van de fysieke pijn die de oorlog haar heeft aangedaan.

Deze visie van de engel als slachtoffer geeft een onverwachte spanning aan de Gijsbrecht. De eenheid wordt er sterker door, en vooral ontstaat er werkelijk dramatische actie. Het kan dus, de tragedie brengen als spannend verhaal dat, zeker in deze laatste scène, weet te ontroeren. Ook nieuw zijn de gedichten van Willen Jan Otten op de plaats van de bestaande reien. Otten koppelt in zijn verzen leven en dood met elkaar; het nieuwe leven vanwege de kerstnacht als tijdstip van handeling en de dood als de moordpartij door de vijanden. Al deze ingrepen zorgen voor een Gijsbrecht van Amstel die sterk afwijkt van de traditie. Wie ervoor openstaat, vindt veel bijzondere momenten.