‘Wat heb ik aan jou?’ vraagt het hoofdpersonage tegen het eind van de voorstelling, vlak voor zijn dood, aan zijn god. ‘Wat is de zin van een genadeloze god?’ Het is een van de interessantste momenten van dit personage – omdat er even twijfel sluipt in de standvastigheid die hem – en overigens ook de andere personages in Een genadeloze god – kenmerkt. Meteen wordt het even spannend: zodra personages gaan wankelen, worden ze dramatisch interessant en menselijk.

Op dat moment is het dus wat lang wachten en het duurt helaas ook maar kort. Een genadeloze god, de nieuwe voorstelling van Theater Rast die gisteren op de valreep voor de nieuwe lockdown in première ging, is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van de soefistische mysticus en martelaar Mansur al-Halladj (of Hallâc), die in de negende eeuw op gruwelijke wijze werd gemarteld en in het openbaar werd vermoord, vanwege zijn uitingen over god.

Sophie Kassies situeerde het personage echter in een hedendaagse context (compleet met sociale media en ‘wappies’), waar hij door drie mannen (Coen Bril, Denzel Goudmijn en Jurjen Zeelen) wordt verhoord, vernederd en gemarteld. Tevergeefs eisen ze van hem dat hij publiekelijk afstand doet van zijn woorden. De mysticus, die zo diep gelooft dat niemand hem kan raken, drijft deze eenentwintigste-eeuwse mannen tot waanzin en tot de gruwelijkste daden en gedachten.

Die gruwelijkheden waar de drie onderdrukkers zich van bedienen, worden overigens niet in de laatste plaats gevoed door elkáár: onderdrukking, vernedering en machtsuitoefening blijkt in deze constructie vooral een zelfvoorzienend mechanisme, waarin het tegen elkaar opbieden en opboksen van de onderdrukkers onderling, de voornaamste katalysator van (verbaal en fysiek) geweld tegen de onderdrukte is. De voorstelling stelt, door Hallâc in deze eeuw op te voeren, dat de tijd daarmee de voorbije eeuwen niet veranderd is.

Hallâc wordt in een groot deel van de voorstelling vertolkt door een pop (ontworpen door Joris van Veldhoven), terwijl actrice Kathlyn Wuyts over het toneel doolt en zijn woorden uitspreekt. Een zeer interessante keuze van regisseur Celil Toksöz: de verhoorders zien hem immers vaak meer als object dan mens. Halverwege kruipt Wuyts helemaal in de huid van de mysticus, dan is het ook heel expliciet de vrouw die onderdrukt wordt door drie mannen die zich als kemphanen om haar heen begeven. Wie onderdrukt wordt verandert misschien met de jaren, de onderdrukkers zijn toch altijd weer de mannen.

Meer dan dat we kijken naar gelaagde personages van vlees en bloed, ontleden Kassies en Toksöz op deze manier een mechanisme van geweld en onderdrukking.

Foto: Jean van Lingen