De improviserende aanpak die Laura van Dolron, Willem de Wolf, Wilko Sterke en Frank van Kasteren hanteren in Een antwoord op alle vragen levert een spannende onvoorspelbaarheid op, maar zorgt er ook voor dat de voorstelling aan de oppervlakte blijft hangen.

Het is een spannende opzet om Willem de Wolf en Laura van Dolron samen een voorstelling te laten maken en spelen. Het voelt gevaarlijk vanwege de verschillende temperamenten en speelstijlen van de makers: De Wolf de bedachtzame, kritische denker die steeds de nuance blijft opzoeken, Van Dolron de directe, intuïtieve denker die van haar hart nooit een moordkuil maakt. De een steeds op zoek naar het onderscheidende, het specifieke, de ander naar het verbindende, het universele. Wat voor dynamiek onstaat er als ze naast elkaar op het podium staan? Vinden ze een gezamenlijk vocabulaire of zijn ze eenvoudigweg te verschillend?

De makers (naast Van Dolron en De Wolf ook muzikanten Wilko Sterke en Frank van Kasteren) kozen voor een vorm die al net zo risicovol is. Na een openingsmonoloog van De Wolf wordt het publiek uitgenodigd om ieder een vraag op te schrijven. De rest van Een antwoord op alle vragen is, eh, het formuleren van een antwoord op alle vragen: De Wolf of Van Dolron leest een vraag voor, en de makers trachten in verschillende vormen tot een repliek te komen. Het maakt de voorstelling onvoorspelbaar, maar ook wat fragmentarisch en oppervlakkig.

Net zoals de verzameling vragen een ‘portret van het publiek’ schetst, zo schetsen de antwoorden een portret van de performers. Zoals verwacht zijn Van Dolron en De Wolf nogal een odd couple, en op de première was er van chemie weinig sprake (ook niet met Sterke en Van Kasteren). De performers blijven qua stijl op hun eigen eiland, maar juist vanwege het opzichtige botsen van kunst- en levensopvattingen gebeurt er iets interessants: de voorstelling wordt een oefening in elkaar ruimte geven, in openingen laten, ook al doet de ander het niet zoals je het zelf zou doen.

De nadruk op verdraagzaamheid, op het naast elkaar laten bestaan van parallelle werkelijkheden, is terug te voeren op de tekst waarmee De Wolf de voorstelling opent. In een deconstructie van de woorden ‘en’ en ‘nu’ legt hij de nadruk op de waarde van oordeelloos in het moment staan, om te zien wat er kan ontstaan als de kritische blik wordt uitgesteld.

De vorm en de verschillen tussen de makers dwingen ze om continu uit hun comfort zone te komen. Vaak leidt dit er alleen maar toe dat aanzetten van de een prematuur worden onderbroken door de ander, maar bij tijd en wijle levert het spontane pareltjes op, zoals het hilarische, op tangoritme ingezongen lied dat de Wolf bedenkt over de keer dat zijn broer besloot vrienden voor hem te zoeken omdat hij hem te alleen vond.

Een antwoord op alle vragen beweegt zo heen en weer tussen tenenkrommend, hilarisch en ontroerend. De tekstuele inhoud van de voorstelling blijft vanwege de hortende en stotende vorm nogal aan de oppervlakte, maar de schurende vorm creëert een intrigerende microcosmos van de werkelijkheid: een plek waar we ondanks onze grote onderlinge verschillen toch samen vorm aan moeten geven.

Foto: Moon Saris