Geluksmomenten verzamelen als ruggensteuntje voor tijden dat het wat minder gaat – het is een even sympathieke als onschuldige manier om je te wapenen tegen de crisis. Joep Onderdelinden kan er in zijn nieuwe voorstelling Dus… met smaak over vertellen. De eerste tongzoen, een sprong van turnkampioen Epke Zonderland, de stokrozen die het eindelijk hebben gewonnen van de slakken; het zijn beelden die hij veilig heeft opgeborgen in de virtuele ladekast in zijn hoofd.

Die positieve blik kleurt de voorstelling, die bestaat uit een reeks losse anekdotes en een enkel van band gezongen lied. De charmante Onderdelinden (1965) is een entertainer, een acteur met een krachtige zangstem die naam maakte in musicals en toneelstukken en sinds een jaar of tien ook solo cabaretprogramma’s maakt. Met zijn expressieve mimiek, beweeglijke lijf en komische verteltalent heeft hij als theatermaker beslist de gunfactor, maar in Dus… is hij er niet in geslaagd een verhaal te creëren dat beklijft. Een dwingende rode lijn ontbreekt, het programma biedt weinig scherpe inzichten. Alsof het Onderdelinden enkel te doen is om luchtig amusement en hij bewust de oppervlakte verkoos boven diepte.

In Dus… spreekt hij over de crisis in het theater, over afhakend publiek dat niet meer bereid is om een kaartje te kopen. Ter inspiratie ging hij te rade bij De Toppers, wat leidt tot een flauwe sketch waarbij het publiek wordt uitgenodigd mee te werken aan het creëren van een hype rond zijn persoon.

Evenmin grappig is het optreden van postbode Siemen, Onderdelindens bekendste personage uit het eind jaren negentig VPRO-kinderporgramma Zaai. Terwijl hij een op zich aardig verhaal vertelt over een juf die zich voor haar klas verkleedt als Sinterklaas – waarop de kinderen stellig geloven dat zij de goedheiligman ís – stapt Onderdelinden in zijn postbodepak om in character een slepende reeks melige grappen af te steken.

Mensen zoeken herkenning, verdedigt Onderdelinden het uit de mottenballen halen van zijn postbodepak. Daarmee onderschat hij niet alleen zijn publiek, maar doet hij ook zichzelf tekort.

Foto: Joris van Bennekom